ECLI:NL:RBDHA:2021:16503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
NL21.7721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraakse vrouw afgewezen, beroep gegrond na onzorgvuldige beoordeling door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat de Staatssecretaris onvoldoende deugdelijk had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking, haar relatie met een andere man en de bedreigingen door haar vader ongeloofwaardig waren. Eiseres had verklaard dat zij door haar vader werd uitgehuwelijkt aan een man en dat zij vreesde voor eerwraak. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig waren en dat de besluitvorming niet zorgvuldig was geweest. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om opnieuw naar alle bewijsmiddelen te kijken en een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin culturele en sociale factoren een rol spelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7721
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, mede namens haar minderjarige kind [A] ,

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Kabli. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1995] . Eiseres heeft op 21 augustus 2020 voor haar en haar minderjarige dochter een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft, kort samengevat, het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres zou door haar vader worden uitgehuwelijkt aan [B] . Eiseres had in het geheim een relatie met [C] met wie zij voor het eerst seks heeft gehad. Hierdoor was eiseres geen maagd meer. Eiseres liep daardoor het risico op eerwraak als zij met [B] zou gaan trouwen. Eiseres is daarom gevlucht uit Irak. Haar vader is erachter gekomen dat zij in Zweden verbleef. Hij heeft toen gedreigd om haar te vermoorden. Eiseres is toen naar Nederland vertrokken. Eiseres vreest bij uitzetting voor eergerelateerd geweld.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Uithuwelijking
- Relatie met [C]
- Bedreigingen door haar vader
- Relatie in Nederland en in Nederland geboren dochter
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar verklaringen over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en over de relatie in Nederland en haar in Nederland geboren dochter geloofwaardig zijn. Verweerder gelooft de verklaringen over de overige relevante elementen niet. Omdat verweerder die verklaringen niet gelooft, heeft hij de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege eergerelateerd geweld.
De integrale geloofwaardigheidsbeoordeling
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar verklaringen over de uithuwelijking, de relatie met [C] en de bedreigingen door haar vader ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt. Ten aanzien van het relevante element ‘uithuwelijking’ stelt eiseres dat verweerder niet aan haar heeft mogen tegenwerpen dat zij summier en oppervlakkig over [B] heeft verklaard. Eiseres legt uit dat zij niet uitgebreid over [B] heeft verklaard, omdat zij niet aan hem uitgehuwelijkt wilde worden. Eiseres stelde alles in het werk om onder de uithuwelijking uit te komen vanwege het risico op eerwraak. Zij was niet geïnteresseerd in de persoon met wie ze zou gaan trouwen en kan daarom niet veel over hem verklaren. Verder stelt verweerder ten onrechte dat het huwelijk op elk moment zou kunnen plaatsvinden en dat daarom niet valt in te zien waarom zij pas vijf maanden na het eerste gesprek met haar vader over de uithuwelijking is gevlucht uit Irak. Eiseres betoogt dat zij aan verweerder heeft verklaard dat de uithuwelijking pas na haar afstuderen zou plaatsvinden en dat dat in mei 2019 geweest zou zijn, gelijktijdig met het huwelijksfeest. Eiseres betwist het standpunt van verweerder dat het niet geloofwaardig is dat zij met haar moeder over [C] zou praten teneinde haar en haar tante te bewegen vader te overtuigen dat [C] een geschikte huwelijkskandidaat is. Eiseres zag dat op dat moment als een mogelijke oplossing om niet uitgehuwelijkt te hoeven worden aan [B] . Ten aanzien van het relevante element ‘bedreigingen door haar vader’ stelt eiseres dat verweerder heeft miskend dat zij een zuster heeft in Zweden. Verweerder heeft in dat verband ten onrechte gesteld dat zij met een duidelijk doel naar het buitenland zou zijn vertrokken. Eiseres heeft geen zus in Zweden. Zij verbleef daar bij de zus van haar huidige partner die zij tijdens haar reis heeft leren kennen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de uithuwelijking, de relatie met [C] en de bedreigingen door haar vader ongeloofwaardig moeten worden geacht.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder onzorgvuldigheden bevat.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat niet valt in te zien dat eiseres zonder duidelijk doel naar het buitenland zou zijn vertrokken, omdat eiseres een zus in Zweden heeft wonen. Eiseres betoogt terecht dat verweerder heeft miskend dat zij een zus in Zweden heeft wonen. Op de zitting heeft verweerder ook toegegeven dat wat hierover in het bestreden besluit staat niet klopt. Bij de besluitvorming is het gehoor van eiseres dus niet op een zorgvuldige wijze betrokken.
6. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat eiseres summier en oppervlakkig heeft verklaard over [B] . Met de toelichting van eiseres acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat zij in de door haar geschetste omstandigheden niet zoveel over [B] heeft verklaard. Eiseres was niet bezig met de uithuwelijking en met de man aan wie zij uitgehuwelijkt zou gaan worden, maar bezig met hoe zij onder de uithuwelijking uit kon komen. Zij wilde helemaal niet uitgehuwelijkt worden. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat niet valt in te zien dat eiseres pas ongeveer vijf maanden na het eerste gesprek met haar vader over de uithuwelijking is vertrokken uit Irak. Eiseres heeft tijdens het nader gehoor duidelijk verklaard dat de uithuwelijking na het afronden van haar opleiding in mei 2019 zou plaatsvinden. In dat licht heeft verweerder niet duidelijk gemaakt waarom het vertrek van eiseres uit Irak in april 2019 maakt dat de uithuwelijking ongeloofwaardig is.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over de relatie met [C] ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft gewezen op de ondergeschikte rol van vrouwen in Irak (met betrekking tot uithuwelijking) en zich in dat kader op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat de moeder en tante van eiseres invloed zouden kunnen uitoefenen op haar vader, zodat hij [C] zou accepteren als geschikte huwelijkskandidaat. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Dat vrouwen over het algemeen in Irak een ondergeschikte rol zouden hebben, betekent niet dat vrouwen in alle gevallen geen invloed kunnen uitoefenen of dat het ongeloofwaardig is dat eiseres via die weg heeft geprobeerd om onder uithuwelijking uit te komen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel op dit punt ook dat verweerder zijn standpunt over dat [C] zijn dreigement niet ten uitvoer zou brengen omdat hij ook risico loopt, heeft laten vallen.
8. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de motivering van verweerder ten aanzien van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende deugdelijk is en dat het besluit van verweerder onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank draagt verweerder daarom op om in zijn totaliteit opnieuw naar alle bewijsmiddelen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te kijken.
De aannemelijkheid
9. Eiseres voert verder aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op eerwraak. Eiseres kan zich niet vinden in het standpunt van verweerder dat zij eerwraak kan voorkomen door met haar partner te trouwen. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Irak uit december 2019. Maar die vermelding gaat over de situatie van een verkrachting waarna de man met het slachtoffer trouwt om eerwraak te voorkomen. Eiseres vindt dit een pijnlijke verwijzing.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege eergerelateerd geweld. Hoewel eiseres ongehuwd is en een kind heeft, kan zij volgens verweerder het risico op eerwraak in Irak voorkomen door met haar partner te trouwen. Verweerder verwijst daarbij naar het Algemeen Ambtsbericht Irak uit december 2019. Dit ambtsbericht gaat echter over een geheel andere situatie. Zonder nadere motivering van verweerder kan niet worden gevolgd waarom eiseres bij uitzetting niet een reëel risico loopt. Bovendien moet verweerder, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, ook opnieuw beoordelen welke elementen uit het relaas van eiseres geloofwaardig zijn. Dit kan ook gevolgen hebben voor de aannemelijkheid van de gegronde vrees.
De conclusie
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verweerder moet opnieuw beoordelen of de verklaringen van eiseres geloofwaardig zijn. Verweerder moet ook opnieuw beoordelen of eiseres een risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM als zij teruggaat vanwege het feit dat zij een ongehuwde vrouw met kind is.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 september 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.