ECLI:NL:RBDHA:2021:16505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 mei 2021 heeft eiser aangevoerd dat overdracht aan Frankrijk een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren, omdat hij daar geen opvang zou krijgen en in een mensonterende situatie terecht zou komen. Eiser verwees naar het AIDA-rapport van 1 april 2020, waaruit zou blijken dat het gebrek aan opvang in Frankrijk dermate ernstig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Frankrijk. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat in zijn specifieke geval dit beginsel niet zou mogen worden toegepast. De rechtbank concludeert dat, hoewel de situatie voor asielzoekers in Frankrijk zorgelijk is, er geen zodanige tekortkomingen zijn die de overdracht van eiser aan Frankrijk in de weg staan. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is en dat er geen grond is voor het oordeel dat de overdracht in strijd zou zijn met artikel 3 EVRM.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.