ECLI:NL:RBDHA:2021:16506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
NL21.7170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinverordening en asielaanvraag; verantwoordelijkheidsbepaling Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland op 22 maart 2021 een terugnameverzoek had geaccepteerd, waardoor het claimakkoord vaststond. Eiser had de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het voornemen van de Staatssecretaris, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 is eiser niet verschenen, maar de gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig.

De rechtbank overwoog dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen kon worden, omdat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat was. De rechtbank concludeerde dat er voldaan was aan de vereisten van de Dublinverordening, aangezien eiser in de gelegenheid was gesteld om informatie te verstrekken en vragen te stellen over de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier S. Bazaz, en het proces-verbaal werd bekendgemaakt op 26 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7170
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.7171, plaatsgevonden op 25 mei 2021. Eiser en gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat op grond van de Dublinverordening Duitsland de daarvoor verantwoordelijke lidstaat is. In dit geval heeft verweerder op 16 maart 2021 een terugnameverzoek naar Duitsland verstuurd. Op 22 maart 2021 heeft Duitsland dit verzoek geaccepteerd en kwam het claimakkoord vast te staan.
3. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat hij daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Evenmin is in geschil dat eiser met betrekking tot de overdracht aan Duitsland in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk te reageren op de verantwoordelijkheid van Duitsland, van welke gelegenheid hij geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder heeft daarmee voldaan aan het gestelde in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening, op basis waarvan een persoonlijk onderhoud achterwege kan blijven. Uit punt 18 van de considerans bij de Dublinverordening en artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat het doel van het persoonlijk onderhoud tweeledig is. In de eerste plaats biedt het de verzoeker om internationale bescherming de mogelijkheid om informatie te verstrekken die van belang is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat en in de tweede plaats dient het om de verzoeker uitleg te geven over de Dublinprocedure als hij daarover vragen heeft. Hieraan is voldaan door eiser in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.
4. Verder heeft op 7 maart 2021 een aanmeldgehoor plaatsgevonden. In dat gehoor is eiser in de gelegenheid gesteld informatie naar voren te brengen die van belang is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat. Zo heeft eiser desgevraagd onder meer verklaard over zijn familie- en gezinsleden en zijn reisroute. Tevens is hem medegedeeld dat zijn vingerafdrukken staan geregistreerd in zowel Oostenrijk als Duitsland en is hij hierover bevraagd. Ook heeft eiser naar voren kunnen brengen waarom hij Duitsland heeft verlaten en welke bezwaren hij heeft tegen de overdracht aan Duitsland. Tot slot heeft eiser zelf nagelaten om schriftelijk te reageren op het voornemen binnen de gestelde termijn van twee weken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft daarmee een persoonlijk onderhoud als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening plaatsgevonden. De beroepsgrond treft daarom geen doel.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2021 door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
26 mei 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.