ECLI:NL:RBDHA:2021:16506
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en asielaanvraag; verantwoordelijkheidsbepaling Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland op 22 maart 2021 een terugnameverzoek had geaccepteerd, waardoor het claimakkoord vaststond. Eiser had de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het voornemen van de Staatssecretaris, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 is eiser niet verschenen, maar de gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig.
De rechtbank overwoog dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen kon worden, omdat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat was. De rechtbank concludeerde dat er voldaan was aan de vereisten van de Dublinverordening, aangezien eiser in de gelegenheid was gesteld om informatie te verstrekken en vragen te stellen over de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier S. Bazaz, en het proces-verbaal werd bekendgemaakt op 26 mei 2021.