ECLI:NL:RBDHA:2021:16510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
NL21.8481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G.T. Cambier, had de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op grond van de Dublinverordening, waarbij Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had op 2 juni 2021 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 22 juni 2021 werd vastgesteld dat eiser op 7 juni 2021 met onbekende bestemming was vertrokken, zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats. De rechtbank overwoog dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Eiser had weliswaar aangegeven de procedure te willen voortzetten, maar verscheen niet ter zitting. De rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Locatie Amersfoort
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8481
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.N. Ali),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.8482, op 22 juni 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. In dit geval heeft verweerder
op 1 april 2021 een overnameverzoek naar Italië verstuurd. Op 1 juni 2021 heeft Italië dit verzoek geaccepteerd en kwam het claimakkoord vast te staan.
2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
3. Verweerder heeft meegedeeld dat eiser op 7 juni 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel van te worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. Gemachtigde stelt een week geleden voor het laatst contact te hebben gehad met eiser, waarbij eiser heeft laten weten dat hij de procedure wenst voort te zetten. Met eiser is de afspraak gemaakt dat hij naar zitting zal komen om dit ook aan de rechtbank kenbaar te maken. De rechtbank stelt vast dat eiser – ondanks deze afspraak - niet is verschenen ter zitting. Hij heeft dus niet zelf laten weten dat hij nog steeds prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Daarnaast heeft gemachtigde meegedeeld dat zij na dit laatste contact geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen en betwist zij verder niet dat zij niet weet waar hij precies verblijft en of hij nog in Nederland is.
5. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2021 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
23 juni 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.