ECLI:NL:RBDHA:2021:16529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Verweerder had op 20 januari 2021 een terugnameverzoek naar Duitsland verstuurd, dat op 27 januari 2021 door Duitsland was geaccepteerd.
Tijdens de zitting op 30 maart 2021 is eiser niet verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep, gezien het feit dat hij op 23 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft ter zitting een document overgelegd waaruit blijkt dat eiser op die datum is vertrokken, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiser niet voldoende heeft geconcretiseerd wanneer er contact is geweest met eiser.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien de gemachtigde van eiser niet heeft kunnen aantonen dat er recent contact is geweest en niet heeft gespecificeerd waar eiser zich bevindt, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser kennelijk geen procesbelang meer heeft. Daarom is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard.