ECLI:NL:RBDHA:2021:16535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
AWB 21/1018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake vreemdelingenrecht

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Syrische eiseres. De rechtbank had eerder op 28 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin de verweerder de gelegenheid kreeg om een gebrek in het bestreden besluit van 26 januari 2021 te herstellen. Verweerder heeft echter schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van deze gelegenheid. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft de eerdere overwegingen herhaald. De rechtbank oordeelde dat de eiseres, gezien de omstandigheden in Syrië, nogmaals de kans moest krijgen om de benodigde documenten aan te leveren. De rechtbank vond het belangrijk dat de referent, die door zijn medische toestand niet in staat was om alles zelf te regelen, bijgestaan werd door zijn zoon. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet adequaat had gereageerd op het verzoek van de referent om een hoorzitting. Omdat verweerder geen gebruik maakte van de mogelijkheid om het besluit te herstellen, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen en het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1018

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1976, van Syrische nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mw. B. Kemalli-Aydin)

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 juli 2021 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen veertien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 26 januari 2021 te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
Verweerder heeft schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in dit specifieke geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de toelichting die op zitting is gegeven, eiseres nogmaals in de gelegenheid dient te stellen om de benodigde documenten aan te leveren. De rechtbank acht daarbij van belang dat referent heeft verklaard dat het door de situatie in Syrië moeilijk is om de benodigde documenten (de originele echtscheidingsakte en ongehuwdverklaring) te verkrijgen, maar dat deze inmiddels onderweg zijn. Ter zitting is gebleken dat eiseres en referent inmiddels gehuwd zijn en de originele huwelijksakte is aangevraagd. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat referent, door zijn medische conditie, niet meer in staat om alles zelf te regelen en hij daarom wordt bijgestaan door zijn zoon, wiens inzet veel verschil maakt volgens eiseres. Ter zitting is ook gebleken dat referent meerdere documenten had kunnen aanleveren om aan te tonen dat hij arbeidsongeschikt is en vrijgesteld is van de verplichting tot arbeidsinschakeling (zoals medische documenten, een invalidenkaart, e.d.). Verder speelt een rol dat referent nadrukkelijk heeft verzocht om een hoorzitting om zijn situatie met betrekking tot zijn relatie met eiseres en met betrekking tot de ontheffing van de arbeidsinschakeling nader toe te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder hier, gelet op het voorgaande, gehoor aan moeten geven.
2. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 31 augustus 2021 meegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, omdat verweerder zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van een gebrek.
3. Omdat verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog open ligt. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat het geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden en verweerder zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van een gebrek. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
  • draagt verweerder op € 181,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten en draagt verweerder op om € 1.496,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.