Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Syrische eiseres. De rechtbank had eerder op 28 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin de verweerder de gelegenheid kreeg om een gebrek in het bestreden besluit van 26 januari 2021 te herstellen. Verweerder heeft echter schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van deze gelegenheid. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft de eerdere overwegingen herhaald. De rechtbank oordeelde dat de eiseres, gezien de omstandigheden in Syrië, nogmaals de kans moest krijgen om de benodigde documenten aan te leveren. De rechtbank vond het belangrijk dat de referent, die door zijn medische toestand niet in staat was om alles zelf te regelen, bijgestaan werd door zijn zoon. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet adequaat had gereageerd op het verzoek van de referent om een hoorzitting. Omdat verweerder geen gebruik maakte van de mogelijkheid om het besluit te herstellen, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen en het door eiseres betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.