ECLI:NL:RBDHA:2021:16539
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om verblijfsvergunning op basis van mensenhandel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een Liberiaanse vrouw. Eiseres, geboren in 2000, diende op 4 november 2020 een asielaanvraag in en deed op 22 december 2020 aangifte van mensenhandel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aangifte ambtshalve aangemerkt als een aanvraag voor een verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden. Op 4 januari 2021 werd de aanvraag afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Op 3 maart 2021 werd een voornemen uitgebracht dat de asielaanvraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Het bezwaar tegen de afwijzing werd op 12 maart 2021 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 27 september 2021 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank overwoog dat eiseres recht had op vrijstelling van het griffierecht, omdat zij aan de voorwaarden voldeed. Het Openbaar Ministerie had eerder aangegeven dat de aanwezigheid van eiseres niet noodzakelijk was voor opsporing, wat de afwijzing van de aanvraag door verweerder ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres, die onder andere berustten op de interpretatie van artikel 8 van de Richtlijn 2004/81/EG, niet juist waren. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor een verblijfsvergunning en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.