ECLI:NL:RBDHA:2021:16546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van bedreigingen en geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit van 27 augustus 2021. De eiser stelde dat hij bedreigd werd door zijn familie en een mensensmokkelaar, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende had onderbouwd waarom hij de positie van zijn vader moest overnemen en dat de bedreigingen niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen had voor represailles van de mensensmokkelaar. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de eiser niet voldoende waren om aan te tonen dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees op de inconsistenties in zijn verklaringen, waaronder de onduidelijkheid over de overlijdensdatum van zijn vader. De rechtbank vond dat de Staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd waarom het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was en dat de aanvraag terecht was afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14078
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Ilić).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft zijn asielaanvraag op 28 februari 2019 ingediend.
2. Eiser heeft -voor zover van belang- het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Na het overlijden van zijn vader wilde eiser zijn positie als [naam] niet op zich nemen. Omdat eiser hierom door zijn familie aan vaderskant met de dood is bedreigd, heeft hij Nigeria verlaten en is hij naar Europa gereisd. [A] , een mensensmokkelaar, heeft eiser daarbij geholpen. In Italië dwong [A] eiser om in de prostitutie te werken. Eiser vreest bij terugkeer voor [A] en voor zijn familie van vaderskant.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, bedreigd door familie en collega’s van vader in verband met het weigeren van overnemen positie van vader en problemen met mensensmokkelaar [A] . Verweerder heeft
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen met mensensmokkelaar [A] geloofwaardig geacht. Dat eiser is bedreigd door familie en collega’s van zijn vader in verband met het weigeren van het overnemen van diens positie heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
4. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet heeft kunnen onderbouwen waarom hij de positie van zijn vader als [naam] moet overnemen. Eiser heeft verklaard dat hij als oudste zoon hiertoe is gehouden. De stelling van verweerder dat het vreemd is dat de positie door erfopvolging kan worden verkregen, terwijl de vader van eiser met de gave is geboren, is niet nader onderbouwd. Zoals eiser zelf heeft verklaard op pagina 6 van het nader gehoor, is het aannemelijk dat een positie via erfopvolging wordt verkregen. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt waarom zijn familie het niet opvolgen van de positie [naam] problematisch zou vinden. Eiser heeft hier diverse verklaringen over afgelegd. Uit de verklaringen van eiser blijkt dan ook dat het enkele feit dat hij heeft geweigerd om zijn vader als [naam] op te volgen, voor de familie voldoende
aanleiding is om hem te verstoten en met de dood te bedreigen. Voor zover verweerder stelt dat dit niet aannemelijk is, wordt deze stelling niet nader onderbouwd. Het besluit is daarom ondeugdelijk gemotiveerd. Tot slot is het enkele feit dat eiser in eerste instantie bij het aanmeldgehoor de onjuiste overlijdensdatum van zijn vader heeft genoemd onvoldoende om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van het relaas.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij de positie van zijn vader als [naam] moest overnemen. Eiser heeft hierover verklaard dat zijn vader met de gave is geboren, dat de broers en zus van zijn vader deze niet hebben en dat behalve zijn vader niemand in de familie deze gave had. Verweerder heeft het bevreemdend mogen vinden dat eisers vader met die gave is geboren, maar dat eiser zelf deze alsnog over kan nemen via erfopvolging. Op de vraag hoe eiser over de macht zou kunnen beschikken als hij de plek van zijn vader zou hebben ingenomen, heeft eiser vervolgens verklaard dat hij dat niet weet, omdat hij zich niet beschikbaar heeft gesteld voor de positie. Daarna heeft eiser verklaard dat het overdragen van de macht zou worden gedaan door [naam] collega’s. Verweerder heeft hierbij mogen meewegen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij meer over die overdracht kon verklaren, mede gelet op de verklaring van eiser dat hij zelf niet met deze macht is geboren en dat hij stelt dat hij zijn hele leven al wist dat hij de macht moest overnemen. Daarbij is niet gebleken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de culturele context in Nigeria. Dat in Nigeria bepaalde functies zoals [naam] voorkomen waarbij magie een rol speelt, neemt niet weg dat verweerder van eiser mocht verwachten dat hij kan verklaren over bijvoorbeeld hoe de [naam] collega’s de macht aan hem zouden overdragen en of daarbij bijvoorbeeld rituelen plaatsvinden.
6. Daarnaast heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende heeft uitgelegd wat de reden is dat het voor zijn familie een groot probleem is dat hij zijn vader niet opvolgt. De verklaringen in het nader gehoor waarnaar eiser in beroep heeft verwezen, zien op zijn verklaringen over hoe zijn familie heeft gereageerd, maar geven onvoldoende antwoord op de vraag waarom het problematisch is voor zijn familie dat hij de positie van [naam] niet overneemt. De gemachtigde van eiser heeft hiervoor ter zitting een aantal mogelijke verklaringen gegeven, zoals dat de familie hierdoor een belangrijke positie kwijtraakt. Dit heeft verweerder echter onvoldoende mogen vinden, omdat eiser zelf hierover tijdens het nader gehoor niet heeft verklaard en alleen heeft verklaard dat hij niet
weet wat de reden is. Op de vraag of het gevolgen heeft voor de familie omdat eiser zijn vader niet wil opvolgen, heeft eiser geantwoord dat het gevolgen heeft. Als daar vervolgens op wordt doorgevraagd geeft eiser echter aan dat hij niet weet welke gevolgen het voor zijn familie heeft. Hiervan heeft verweerder mogen stellen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden met zijn familie. Als laatste heeft verweerder mogen meewegen dat eiser inconsistent heeft verklaard over de overlijdensdatum van zijn vader, omdat de dood van zijn vader ziet op de kern van eisers asielrelaas. De gestelde problemen zijn immers ontstaan vanwege het overlijden van zijn vader. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder deze tegenwerping als onderdeel heeft aangemerkt van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en deze inconsistentie bij die beoordeling, zoals door verweerder ter zitting toegelicht, niet van doorslaggevend belang is geweest. Verweerder heeft gelet op het voorgaande deugdelijk gemotiveerd waarom hij het relevante element ‘eiser is bedreigd door familie en collega’s van vader in verband met het weigeren van overnemen positie van vader’ ongeloofwaardig acht. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte de problemen met de mensensmokkelaar [A] niet heeft betrokken bij de vraag of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, maar die alleen heeft beoordeeld bij de vraag of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een verschrijving in het betreden besluit wat betreft het kopje ‘Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd’. De tekst van het relaas van eiser dat ziet op wat hem is overkomen met de mensensmokkelaar is per abuis onder dit kopje beoordeeld, terwijl dit onder het kopje ‘Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd’ had moeten gebeuren. De rechtbank volgt verweerder dat het hierbij gaat om een kennelijke verschrijving, waarbij eiser naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn belangen is
geschaad. Daarbij is allereerst van belang dat in het voornemen het asielrelaas van eiser over de problemen met de mensensmokkelaar is aangemerkt als een relevant element en is getoetst in het kader van de verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft beoordeeld of hierdoor sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. In het bestreden besluit staat verder dat de overwegingen in het voornemen deel uitmaken van het besluit. In het bestreden besluit is weliswaar dit onderdeel van het asielrelaas vervolgens dus ten onrechte getoetst onder het kopje ‘verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd’. Maar verweerder is daarbij wel inhoudelijk ingegaan op de argumenten in de zienswijze en niet is gebleken dat daarbij een verkeerde toetsingsmaatstaf is toegepast. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte en onvoldoende heeft gemotiveerd dat uit zijn verklaringen niet blijkt dat hij te vrezen heeft voor represailles van mensensmokkelaar [A] . Uit de landeninformatie blijkt dat repercussies van mensenhandelaren ten opzichte van hun slachtoffers in Nigeria veelvuldig voorkomen, zeker wanneer zij hun schuld nog niet volledig hebben ingelost. Eiser verwijst naar het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 en de richtlijnen van EASO. Uit deze informatie blijkt dat de autoriteiten in Nigeria tekortschieten in het beschermen van slachtoffers van mensenhandel en dat terugkerende slachtoffers geen toegang hebben tot de Nigeriaanse autoriteiten wanneer men niet gedefinieerd is als slachtoffer. Verweerder heeft niet voorbij mogen gaan aan de door eiser overgelegde landeninformatie en dat het algemene informatie is kan geen reden daarvoor zijn. Het besluit is daarom ondeugdelijk
gemotiveerd. Uit de verklaring van eiser dat hij sinds zijn vertrek uit Italië in 2019 niets meer heeft vernomen van [A] kan bovendien niet worden afgeleid dat hij bij terugkeer niets te vrezen heeft. Immers, [A] is niet op de hoogte van de huidige verblijfplaats en/of het telefoonnummer van eiser. Bij terugkeer naar Nigeria zal [A] of een van zijn handlangers eiser wel degelijk weten te vinden. Ook uit het feit dat de familie van eiser tot op heden geen problemen heeft gehad, kan niet worden afgeleid dat eiser geen problemen zal ondervinden na terugkeer. Eiser heeft aangevoerd dat zijn familieleden zijn verhuisd naar Benin, zodat [A] hen mogelijk tot op heden nog niet heeft kunnen opsporen. In het bestreden besluit wordt hieraan volledig voorbij gegaan.
10. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor represailles van mensensmokkelaar [A] en daardoor een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank overweegt hiertoe dat verweerder, anders dan eiser meent, van belang heeft mogen achten dat hij sinds 2019 niets meer heeft vernomen van [A] . Daarnaast heeft eiser verklaard dat ook zijn moeder en zussen niets van [A] hebben gehoord, terwijl [A] de familie van eiser wel kent en volgens eiser ook heeft gedreigd om zijn moeder en zussen te doden. De stelling van eiser dat [A] nog altijd naar hem op zoek is, maar hem vanwege zijn vlucht naar Nederland niet heeft kunnen vinden, betreft een niet nader geconcretiseerd vermoeden van eiser.
11. Ten aanzien van de verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Nigeria en de richtlijnen van EASO overweegt de rechtbank dat uit deze stukken blijkt dat mensenhandel een serieus probleem vormt in Nigeria en dat de geboden en beschikbare bescherming voor slachtoffers van mensenhandel niet geheel toereikend is. Nu eiser echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft voor [A] , dan wel dat hij anderszins bescherming nodig heeft, kan de verwijzing naar deze stukken niet tot het oordeel leiden dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
12. Gelet op de hiervoor besproken tegenwerpingen heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van eiser wat betreft de problemen met zijn familie ongeloofwaardig acht en waarom hij wat betreft de geloofwaardig geachte relevante elementen niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
30 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.