ECLI:NL:RBDHA:2021:16552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
AWB 21/2488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, geboren in 1988, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had op 15 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid [A]'. Deze aanvraag werd op 25 maart 2021 door de Staatssecretaris afgewezen, waarop verzoekster bezwaar maakte. Op 22 april 2021 verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting was gepland op 23 september 2021, maar partijen hebben laten weten dat de zaak zonder zitting kon worden afgedaan en zijn niet verschenen.

De voorzieningenrechter overwoog dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. Hij stelde vast dat de Staatssecretaris zich op 3 september 2021 niet verzet tegen toewijzing van het verzoek van verzoekster, wat betekende dat verzoekster niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het bezwaarschrift was genomen. De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en verbood de Staatssecretaris om verzoekster uit te zetten totdat op het bezwaar was beslist. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 748,-, en tot vergoeding van het griffierecht van € 181,-.

De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier L.L. Hol, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2488

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren [1988] , verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. van Ewijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers)

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 15 oktober 2020 tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid [A] ’ afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter op 22 april 2021 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De behandeling van het verzoek stond op 23 september 2021 op zitting gepland. Partijen hebben de voorzieningenrechter laten weten dat de zaak zonder zitting kan worden afgedaan. Zij zijn vervolgens, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt tegen een besluit, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij bericht van 3 september 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van hetgeen verzoekster heeft verzocht. Dat betekent dat verweerder verzoekster niet zal uitzetten, totdat verweerder een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift.
4. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter verbiedt het aan verweerder om verzoekster uit te zetten, totdat verweerder de beslissing op het bezwaar aan verzoekster bekend heeft gemaakt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.L. Hol, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 23 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.