ECLI:NL:RBDHA:2021:16557
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- L.M. Reijnierse
- R.P. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en dreigende uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met de opdracht om Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod van twee jaar op te leggen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor een dreigende uitzetting.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De verzoeker was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat er geen concrete uitzettingsdatum bekend was en de verzoeker in Nederland kon blijven totdat er meer duidelijkheid was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er een onomkeerbare situatie dreigde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen evident onrechtmatig besluit was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. R.P. Stehouwer, en is openbaar gemaakt op 11 oktober 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.