ECLI:NL:RBDHA:2021:16568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en politieke vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen dit besluit. Eiser stelde dat hij vanwege politieke vervolging in Nigeria gevaar loopt, omdat zijn vader, een politiek leider, is omgekomen en hij nu door partij-jongeren wordt bedreigd. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de gebeurtenissen die eiser beschrijft ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Staatssecretaris, terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser had geen documenten kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn verhaal, en de rechtbank vond dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria in strijd met artikel 3 van het EVRM zou worden behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de aanvraag af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14889
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998. Eiser is naar eigen zeggen op 7 februari 2020 vanuit Italië aangekomen in Nederland. Hij heeft op 8 februari 2020 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Hij heeft Nigeria in februari 2016 verlaten. De vader van eiser was een politiek leider bij de partij [partijnaam] ( [partijnaam] ) van de gemeenschap [naam] . De vader van eiser is op 1 oktober 2015 omgekomen bij een auto ongeluk op de dag dat hij campagnegeld zou uitbetalen aan partij-jongeren van de [partijnaam] . Op diezelfde dag is het ouderlijk huis van eiser in brand gestoken door de partij-jongeren. Eiser wordt nu ervan verdacht het campagnegeld van zijn vader in zijn bezit te hebben en wordt verantwoordelijk gehouden voor de uitbetaling van het campagnegeld. Eiser is na de dood van zijn vader een aantal keer benaderd en mishandeld door partij-jongeren van de [partijnaam] , namelijk op de dag van het overlijden van zijn vader, een keer in december 2015 en januari 2016. De leermeester van eiser heeft hem gered van deze partij-jongeren en hem vier maanden in huis opgenomen, tot aan het vertrek van eiser uit Nigeria. Bij terugkeer naar
Nigeria vreest eiser te worden gedood door deze partij-jongeren omdat zij nog geen geld hebben ontvangen voor hun campagnevoering.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, politieke functie van zijn vader bij de [partijnaam] en alle gebeurtenissen die plaatsvonden op 1 oktober 2015 waardoor eiser in conflict gekomen zou zijn met de [partijnaam] . Verweerder heeft in het bestreden besluit de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de politieke functie van zijn vader bij de [partijnaam] geloofwaardig geacht. De gebeurtenissen die plaatsvonden op 1 oktober 2015 waardoor eiser in conflict gekomen zou zijn gekomen met de [partijnaam] heeft verweerder ongeloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat hij bij zijn opmerking in de zienswijze blijft ten aanzien van de motivering van het voornemen. Ook in het bestreden besluit wordt de beoordeling van de geloofwaardigheid niet dan wel onvoldoende gemotiveerd. Eiser merkt verder op dat hij zijn asielrelaas niet kan onderbouwen met documenten, omdat van onwettige zaken geen documenten worden verstrekt. Een geboorteakte kan alleen door een meerderjarig familielid worden opgevraagd. De ouders van eiser zijn overleden en eiser heeft sinds zijn vertrek uit Nigeria alleen contact gehad met zijn zus. De familie wenst niet de problemen te krijgen waarmee de leermeester te maken kreeg toen hij eiser probeerde te helpen. Eiser heeft zelf geprobeerd om in contact te treden met de leermeester om documenten te bemachtigen, maar dit is niet gelukt. Verweerder gaat verder voorbij aan het feit dat de partij-jongeren een afspraak hadden met zijn vader en zijn vader vervolgens is vertrokken zonder mededeling daarvan. Zoals ook blijkt uit het algemeen ambtsbericht Nigeria uit 2021 is corruptie een groot probleem in Nigeria. Het is daarom niet opmerkelijk dat het niet nakomen van de afspraak tot argwaan en boosheid heeft geleid. Eiser ontkent verder dat sprake is van wisselende verklaringen. Hij heeft in eerste instantie beknopt verklaard en heeft dit later in het gehoor gespecificeerd. Eiser wijst verder nogmaals erop dat hij als erfgenaam verantwoordelijk wordt gehouden voor de vordering die de partij-jongeren op zijn vader hebben. Tot slot merkt eiser op dat in het algemeen ambtsbericht Nigeria uit 2015 en 2018 melding wordt gemaakt van schendingen van mensenrechten en machtsmisbruik. Gelet op het voorgaande zijn er concrete aanwijzingen dat eiser bij uitzetting naar zijn land van herkomst zal worden blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte zienswijze. Voor zover eiser in zijn beroepsgronden blijft bij de gronden in de zienswijze, gaat de rechtbank hieraan in het navolgende voorbij. Het is aan eiser om in de gronden van beroep aan te geven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit als reactie op de zienswijze tekort is geschoten. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de gebeurtenissen die op 1 oktober 2015 zouden hebben plaatsgevonden waardoor eiser in conflict is gekomen met de [partijnaam] ongeloofwaardig heeft bevonden. Daarbij overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte heeft
meegewogen dat eiser geen documenten kan overleggen van feitelijke gebeurtenissen, zoals het overlijden van zijn vader. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte meegewogen dat er een aantal maanden zit tussen het overlijden van de vader van eiser en het vertrek uit zijn land van herkomst en dat er ook een lange tijd is verstreken sinds eiser zijn land van herkomst heeft verlaten. Gelet hierop valt niet in te zien dat eiser niet in staat is geweest om bewijsmiddelen inzake zijn asielrelaas te verzamelen. De rechtbank acht de door eiser gegeven verklaring dat zijn leermeester niet te bereiken is en zijn familieleden geen problemen willen onvoldoende, nu eiser ook andere mogelijkheden heeft om aan bewijsmiddelen te komen die niet benut, noch uitgeput zijn.
6. Daarnaast heeft verweerder mee mogen wegen dat het vreemd is dat de partij- jongeren direct gewelddadig zijn geworden toen de vader van eiser niet kwam opdagen voor de uitbetaling van het geld, ondanks dat de partij-jongeren een afspraak hadden met hem. Daarbij heeft verweerder ook niet ten onrechte betrokken dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat er daarvoor geen conflict bestond tussen de vader en de partij-jongeren en dat hij hen ook altijd betaalde. Verder is van belang dat eiser heeft verklaard dat het geld niet altijd direct werd uitbetaald. Het kwam soms voor dat de partij-jongeren door de vader van eiser werden gevraagd om naar huis te gaan en de volgende dag terug te komen voor de uitbetaling. Het is dan ook vreemd dat er direct een dusdanige spanning is ontstaan dat de partij-jongeren het huis van de vader van eiser in brand hebben gestoken en dat eiser is mishandeld. In deze context is het ook vreemd dat eiser direct op de avond van het ongeluk van zijn vader verantwoordelijk werd gehouden voor uitbetaling van het campagnegeld. Dit terwijl eiser niet bij de [partijnaam] betrokken was en het in eerste instantie ook niet werd geloofd dat de vader van eiser een ongeluk had gehad. Dat eiser als erfgenaam verantwoordelijk werd gehouden vormt in de context bezien aldus geen afdoende verklaring. De enkele stelling dat corruptie een groot probleem is in Nigeria doet ook aan het voorgaande niet af, gelet op de verklaring van eiser dat zijn vader het geld voor dit incident altijd aan de partij- jongeren uitbetaalde.
7. Verweerder heeft verder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de plaats waar hij zich bevond op het moment van de brandstichting. Eiser heeft in eerste instantie verklaard dat voordat hij wist wat er gaande was, het huis in brand was gestoken en de partij-jongeren aan het schreeuwen waren en lawaai maakten. Eiser zat daar in het nauw, maar werd uiteindelijk gered door zijn leermeester.1 Later in het gehoor heeft eiser verklaard dat er gevechten in het huis waren ontstaan en dat eiser nadat het gevecht was opgehouden samen met zijn leermeester en een aantal mannen naar de plek van het ongeluk zijn gegaan. Voordat zij waren teruggekeerd naar het huis, was het huis al in brand gestoken.2 De verklaring van eiser dat hij eerst een korte en vervolgens een lange versie van zijn relaas heeft gegeven, verklaart niet waarom eiser verschillend heeft verklaard over de gebeurtenissen die avond en waar hij was toen het huis in brand werd gestoken.
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen betrekken dat eiser vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over de manier waarop hij heeft gehandeld naar aanleiding van de gebeurtenissen van 1 oktober 2015 en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen en problemen. Eiser heeft niet geprobeerd om de plaatsvervanger van zijn vader te benaderden om uit te zoeken hoe hij toegang zou kunnen krijgen tot het campagnegeld. Eiser heeft ook geen politieonderzoek
1. Nader gehoor, pagina 6.
2 Nader gehoor, pagina 13.
laten verrichtten naar de plegers van de brandstichting. Verweerder heeft daarbij mee mogen wegen dat niet is gebleken dat de politie in Nigeria niet bereid zou zijn om een aangifte op te nemen. Dat in het algemeen ambtsbericht 2015 en 2018 melding wordt gemaakt van schendingen van mensenrechten en machtsmisbruik door de politie, maakt dit niet anders nu niet is gebleken dat bij eiser sprake is geweest van een dergelijke situatie. Bovendien kan van eiser verwacht worden dat hij zich bij voorkomende problemen tot de hogere autoriteiten wendt. De beroepsgronden slagen niet.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het voorgaande op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria in een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM terecht zal komen.
10. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
11 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.