ECLI:NL:RBDHA:2021:16573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
NL21.10314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster met Marokkaanse nationaliteit. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel 'Verblijf bij familie- of gezinslid', welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen in een besluit van 20 oktober 2020. Het bezwaar tegen dit primaire besluit werd in een bestreden besluit van 2 juni 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 2 september 2021 de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. D.W.M. van Erp, en verweerder door mr. I.E. Lemmers. Tijdens de zitting heeft verzoekster verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter werd toegewezen, omdat verzoekster aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed.

Echter, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL21.10313) op dezelfde dag, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 748,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.10314
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

In het besluit van 20 oktober 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 23 april 2020 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘Verblijf bij familie- of gezinslid’ afgewezen.
In het besluit van 2 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.10313, op 2 september 2021 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Verzoekster heeft voldoende aangetoond dat zij voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De voorzieningenrechter verleent verzoekster daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Verzoekster is van Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1966. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.10313, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Verzoekster is weliswaar ook ter zitting verschenen, maar voor de behandeling ter zitting is al een punt toegekend in de bodemzaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst hetverzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten vanverzoeker tot eenbedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 oktober 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.