ECLI:NL:RBDHA:2021:16586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
NL21.13030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse man geboren in 1989, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat het relaas van eiser ongeloofwaardig was, met name wat betreft zijn homoseksuele gerichtheid en de omstandigheden van zijn betrapping in Gambia. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 september 2021 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij betoogde dat de staatssecretaris zijn verklaringen over zijn privéleven te oppervlakkig had beoordeeld. Eiser stelde dat hij altijd zijn homoseksualiteit heeft geaccepteerd en dat de staatssecretaris ten onrechte twijfels had over de duur van zijn relatie met zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt had kunnen stellen dat eiser onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachten en gevoelens over zijn homoseksualiteit, maar dat de tegenstrijdigheid over de duur van de relatie niet tegen eiser mocht worden gebruikt.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag op basis van de ongeloofwaardigheid van eisers homoseksuele gerichtheid en de omstandigheden van de betrapping niet kon standhouden. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd waarom hij de homoseksualiteit van eiser ongeloofwaardig vond. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13030 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening (zaaknummer NL21.13031), op 1 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en heeft de Gambiaanse nationaliteit. Verweerder heeft zijn asielaanvraag afgewezen als ongegrond, omdat volgens hem het relaas van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft in dat verband het element van i) de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig gevonden, maar heeft de elementen van ii) eisers homoseksuele gerichtheid en iii) de betrapping van eiser in 2013 ongeloofwaardig gevonden.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De rechtbank gaat hierna in op de argumenten die hij aanvoert.
Gronden van beroep en oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van element ii: eisers seksuele gerichtheid en duur van de relatie met [A]
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de verklaringen over zijn privéleven te algemeen en te oppervlakkig heeft gevonden. Eiser heeft naar vermogen verklaard welke gedachten en ideeën hij had en heeft over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser wijst erop dat niet iedereen eenzelfde proces doormaakt: bij de één komt het besef van de homoseksuele gerichtheid pas op latere leeftijd, de ander heeft het altijd al geweten. Eiser heeft altijd al beseft en geaccepteerd dat hij op mannen valt. Verweerder gaat er volgens hem ten onrechte van uit dat hij wat betreft homoseksualiteit een innerlijke strijd heeft doorgemaakt. Hij benadrukt dat hij zichzelf accepteert zoals hij is en hij vindt niet dat gelovigen die in strijd met hun geloof handelen per definitie slechte gelovigen zijn.
Wat betreft de duur van zijn relatie voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte een tegenstrijdigheid tegenwerpt van enerzijds de verklaring dat zijn relatie één jaar duurde en anderzijds zijn verklaring dat hij een relatie van tien jaar heeft gehad.
3.1.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiser te oppervlakkige en algemene verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser benadrukt in beroep dat hij geen moeite had met zijn homoseksualiteit, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij het moeilijk had in Gambia en dat hij daarom zijn land heeft verlaten. Gelet daarop mocht verweerder van eiser meer openheid en inzicht verwachten in eisers gedachtegang. Die gedachtegang kon naar het oordeel van de rechtbank verwacht worden, omdat eiser zich ontwikkeld heeft van een dertienjarige verliefde jongen, naar een man met een geheime relatie die tien jaar heeft geduurd. Daarbij is van belang dat eiser aan heeft gegeven dat hij wist dat als zijn geheime relatie met een man bekend zou worden, de dood daarop kon volgen. Ook is van belang dat eiser door zijn familie al twee keer voor het feit was gesteld dat hij zou moeten trouwen met een vrouw, wat uiteindelijk tot eisers asielaanvraag heeft geleid. De voornamelijk zeer algemene en feitelijke antwoorden die eiser heeft gegeven op specifieke vragen naar eisers eigen gevoelens en gedachten over deze onderwerpen, heeft verweerder in dat licht onvoldoende kunnen vinden. Zo heeft eiser met zijn verklaring dat hij de relatie geheim moest houden en dat het verboden was en hij anders gedood zou worden, onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke gedachten en gevoelens hij had bij het tien jaar lang geheimhouden van de relatie met [A] . Dat geldt ook voor het antwoord van eiser op de vraag hoe hij het vond dat hij met een vrouw zou moeten trouwen: eiser heeft daarop feitelijk verklaard dat zijn familie dat vond en dat hij dat niet wilde, zonder daarbij inzicht te geven in zijn gedachten.
3.2.
De rechtbank volgt eiser wel in zijn betoog dat verweerder de tegenstrijdigheid wat betreft de duur van de relatie niet heeft kunnen tegenwerpen. De duur van tien jaar strookt met eisers verklaringen dat hij van jongs af aan al samen was met en verliefd was op zijn partner [A] . Omdat eiser dat desgevraagd consequent naar voren heeft gebracht, moet het ervoor gehouden worden dat het feit dat er in zijn schriftelijke verklaring eenmaal staat dat de duur van de relatie één jaar betrof een verspreking is door de tolk of door eiser, of een verschrijving aan verweerders kant, en kon verweerder die tegenstrijdigheid redelijkerwijs niet tegenwerpen.
3.3.
De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op wat onder 3.1 is overwogen, heeft
verweerder namelijk deugdelijk gemotiveerd waarom hij eisers homoseksualiteit niet geloofwaardig heeft gevonden. Omdat de rechtbank eiser volgt in zijn verklaring dat zijn relatie tien jaar heeft geduurd, weegt het gebrek aan inzicht omtrent eisers gedachtegang over zijn seksuele gerichtheid echter juist zwaar. Dit zwaarwegende geloofwaardigheidsgebrek maakt dat de onjuiste beoordeling van de geloofwaardigheid van de duur van zijn relatie dit element ii) de gehele beoordeling van het element niet dusdanig aantast dat het niet overeind kan blijven. Daarom is niet aannemelijk dat eiser door het gebrek in zijn belangen is geschaad.
Verschillen tussen Nederland en Gambia
4. Eiser brengt verder naar voren dat hij heeft verklaard over het belangrijkste verschil tussen Nederland en Gambia, namelijk dat in Gambia homoseksualiteit verboden is bij wet en je moet vrezen voor je leven, terwijl homoseksualiteit in Nederland toegestaan is. Eiser en zijn partner hielden hun relatie in Gambia geheim, omdat homoseksualiteit daar niet is toegestaan, aldus eiser.
4.1.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en gevoelens toen hij in Nederland kwam, waar homoseksualiteit wel is geaccepteerd in tegenstelling tot de situatie in Gambia. Eiser heeft weliswaar feitelijk vermeld wat het belangrijkste verschil is qua homoseksualiteit tussen die landen, maar dat heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden als inzicht in eisers eigen gevoelens en gedachten over het vrij kunnen zijn en het aangaan van relaties in Nederland. Op de vraag hoe eiser het vindt dat hij in Nederland openlijk relaties kan aangaan met mannen, heeft eiser het korte antwoord gegeven dat hij zich vrij voelt en dat dit vrijheid is. Daarmee heeft hij onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachten en gevoelens, mede gelet op het feit dat eiser in Gambia tien jaar lang zijn relatie geheim heeft moeten houden, wat eiser er uiteindelijk ook toe bewoog om een asielaanvraag in te dienen.
Ten aanzien van element iii: de betrapping
5. Eiser voert over het element van de betrapping aan dat hij niet wisselend heeft verklaard: hij heeft gezegd dat hij naar zijn familie is gebracht en door hen is vastgebonden en in het huisje is opgesloten. Ook was hij tijdens de betrapping in paniek, waardoor hij niet meer goed kon nadenken en daarom niet alles heeft kunnen verwerken en verklaren, aldus eiser.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder redelijkerwijs tegenstrijdigheden in eisers verklaringen over de betrapping heeft kunnen tegenwerpen. Eiser heeft allereerst verklaard dat een groep leerlingen hem betrapte, en dat die leerlingen hem en zijn vriend hebben vastgebonden. Later in het gehoor heeft eiser verklaard dat de leerlingen hem naar zijn familie hebben gebracht, en dat zijn familie hem heeft vastgebonden. Verder in het gehoor heeft de gehoormedewerker gevraagd hoe het kwam dat de jongens die hen betrapten een touw bij zich hadden. Daarop zegt eiser weer dat de jongens die hen betrapt hadden tegen hem zeiden dat ze hem gingen vastbinden en zouden beslissen over zijn straf. De jongens hebben hem toen met zijn handen vastgebonden en in een huisje gegooid, aldus eiser. De gehoormedewerker heeft eiser vervolgens met tegenstrijdigheden geconfronteerd, waarop eiser heeft geantwoord dat de jongens die hem betrapt hadden hem naar zijn familie brachten en dat hij daar is vastgebonden en naar een huisje is gebracht. Met het in de
zienswijze en in beroep herhalen van wat volgens eiser de juiste verklaring is, heeft hij niet uitgelegd waarom hij eerst heeft verteld dat de groep leerlingen hem heeft vastgebonden.
Verweerder heeft op basis van deze tegenstrijdigheid het element van de betrapping ongeloofwaardig kunnen vinden.
Artikel 3 van het EVRM
6. Eiser voert ten slotte aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat uitzetting naar Gambia in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
6.1.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Namens eiser is ter zitting betoogd dat die concrete aanwijzingen gebaseerd zijn op zijn asielrelaas. Omdat, gelet op wat hiervoor is overwogen, verweerder de elementen van eisers homoseksualiteit en de betrapping ongeloofwaardig heeft mogen vinden, slaagt het betoog van eiser niet.
7. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is. Omdat de rechtbank een gebrek geconstateerd heeft, moet verweerder de proceskosten betalen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, stelt de rechtbank deze kosten vast op € 1496,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 9 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.