In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. T. der Bedrosian, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.R.J. Maas, niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 oktober 2021 behandeld, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechter heeft overwogen dat, gezien de uitkomst van de bodemzaak, het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Dit betekent dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat er een nieuw besluit is genomen door de verweerder.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en dienen te worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener, aangezien aan verzoeker een toevoeging is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.