ECLI:NL:RBDHA:2021:16592
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die stelt de Oekraïense nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1967, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 8 september 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 7 oktober 2021, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. A. Szirmai, en een tolk, I.A. Remizova. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.M.W. Jans. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.14605, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is op 15 oktober 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.