ECLI:NL:RBDHA:2021:16600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL21.14979 en NL21.14980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardig asielrelaas en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1998, heeft aangevoerd dat hij niet veilig kan terugkeren naar Nigeria vanwege vervolging door een gewelddadige groepering en de autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 17 september 2021 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Tijdens de zitting op 6 oktober 2021 is de eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn asielmotieven inconsistent en ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser niet onderbouwd geacht en heeft geconcludeerd dat hij niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris als voldoende gemotiveerd beschouwd, waarbij de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de eiser zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. Z.E.M. van der Maas. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de eiser gewezen op de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14979 en NL21.14980
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 6 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. T. Bruinsma),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet veilig terug kan keren naar Nigeria, omdat hij vreest vervolgd of gedood te worden door de groep [naam] , de politie en politici. Toen eiser bekendmaakte dat hij de groep wilde verlaten, is hij door een lid van de groep neergeschoten. Eiser heeft dit overleefd en wist in 2014 te vluchten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Naam van betrokkene, nationaliteit en herkomst;
2. Betrokkene is lid van de groepering [naam] en heeft hierdoor problemen ondervonden.
Verweerder acht element 1 geloofwaardig. Element 2 wordt niet geloofwaardig geacht. Verweerder overweegt daartoe dat eiser meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn persoonsgegevens en zijn asielmotieven. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij moet worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft daarom de aanvraag op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Oordeel van de rechtbank
5. Ten aanzien van element 1 heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht opgemerkt dat de naam, nationaliteit en herkomst van eiser weliswaar geloofwaardig worden geacht, maar dat de discussie nog ziet op de door eiser gestelde geboortedatum. Verweerder heeft de geboortedatum van eiser als apart kenmerk kunnen aanmerken en de inconsistenties daarin aan eiser mogen tegenwerpen. Ten aanzien van element 2 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn lidmaatschap aan de groep [naam] en de hierdoor ondervonden problemen niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser op verschillende relevante punten tegenstrijdig heeft verklaard, bijvoorbeeld over de manier waarop hij door leden van de groep werd gerekruteerd en over de activiteiten die hij voor de groep moest ondernemen. Verder heeft verweerder over de verklaringen van eiser ten aanzien van het verlaten van de groep terecht gesteld dat hier inconsistent over is verklaard. Verweerder heeft daar zwaarder gewicht aan mogen toekennen in zijn afweging, omdat volgens eiser het feit dat hij is neergeschoten toen hij de groep wilde verlaten, de directe aanleiding was voor hem om te vluchten uit Nigeria. Van eiser mag dan ook worden verwacht dat hij daar eenduidig over kan verklaren. Dat heeft eiser niet gedaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom het asielrelaas als geheel ongeloofwaardig wordt geacht en eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. Hetgeen daartegen door eiser is aangevoerd, is niet onderbouwd en onvoldoende om aan de geconstateerde tegenstijdigheden voorbij te kunnen gaan.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat het beroep ongegrond is, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven