ECLI:NL:RBDHA:2021:16605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
C/09/611866 / FA RK 21-3183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
  • H. Zheng
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling bij beperkte gemeenschap van goederen met regresvorderingen en investeringen in privévermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 een beschikking gegeven inzake de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan in beperkte gemeenschap van goederen. De man en de vrouw, die van 2018 tot 2021 geregistreerd partners waren, hebben een verzoek ingediend tot verdeling van hun gezamenlijke goederen na de ontbinding van hun partnerschap. De rechtbank heeft eerder op 2 augustus 2021 de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en verdere beslissingen aangehouden.

De man heeft verzocht om een geldsom van € 56.264,59 van de vrouw, alsmede om de verdeling van de ontbonden gemeenschap conform zijn verzoeken in de processtukken. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geregistreerd partnerschap is aangegaan in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen en dat de peildatum voor de verdeling de datum van indiening van het verzoekschrift is, namelijk 4 mei 2021.

De rechtbank heeft de man in de gelegenheid gesteld om de gezamenlijke woning te financieren en heeft bepaald dat als dit niet lukt, de woning verkocht moet worden. De rechtbank heeft ook de regresvorderingen van beide partijen beoordeeld, waarbij de man een regresvordering heeft op de vrouw ter hoogte van € 7.956,89 en de vrouw een regresvordering op de man ter hoogte van € 2.251,18. De rechtbank heeft de wijze van afwikkeling van het geregistreerd partnerschap vastgesteld en de verplichtingen van beide partijen met betrekking tot de hypothecaire lening en de gezamenlijke woning uiteengezet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2194
Zaaknummer: C/09/627679
Datum beschikking: 20 mei 2022

Verdeling van de gemeenschap

Beschikking op het op 4 mei 2021 ingekomen verzoek van:

[Verzoeker] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R. van Venetiën in Alphen aan den Rijn,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Verweerder] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L. van Wassenberg in Alphen aan den Rijn.

Procedure

Bij beschikking van 2 augustus 2021 van deze rechtbank is de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook de volgende processtukken:
  • het F9-formulier van 29 maart 2022 met bijlagen namens de man;
  • het F9-formulier van 29 maart 2022 met bijlagen namens de vrouw;
  • het F9-formulier van 1 april 2022 met bijlagen namens de man;
  • het F9-formulier van 6 april 2022 met bijlagen namens de vrouw.
Op 13 april 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en de vrouw, bijgestaan door hun advocaten. Door de advocaat van de man is een pleitnota overhandigd.

Feiten

  • Partijen waren geregistreerd partners van [datum] 2018 tot [datum] 2021.
  • Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan in beperkte gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt na aanvulling en wijziging tot:
  • de (wijze van) verdeling van de ontbonden partnerschapsgoederengemeenschap vast te stellen conform hetgeen de man heeft verzocht in zijn processtuk van 29 maart 2022;
  • te bepalen dat de ontbonden partnerschapsgemeenschap een geldsom van
€ 56.264,59 dient te voldoen/vergoeden aan de man, althans de vrouw te veroordelen aan de man te voldoen/vergoeden een geldsom van € 28.132,30;
- de vrouw te veroordelen aan de man te voldoen/vergoeden een geldsom van
€ 331,78 per maand vanaf 1 april 2022 tot het tijdstip waarop de eigendomsoverdracht/goederenrechtelijke levering van de woning zal zijn voltooid;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Bovendien heeft de vrouw zelfstandig verzocht tot:
  • de wijze van verdeling te gelasten zoals dit is opgenomen onder punt 4 tot en met 10 van haar processtuk van 29 maart 2022;
  • een gebruiksvergoeding vast te stellen, waarbij de hoogte van de gebruiksvergoeding gelijk wordt gesteld aan de omvang van alle hypothecaire lasten en overige eigenaarslasten, te weten dat de man deze lasten volledig voor zijn rekening neemt, met ingang van de datum vanaf wanneer de man uitsluitend in de woning verblijf te weten per 1 april 2021, dan wel een zodanig bedrag als gebruiksvergoeding vast te stellen en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Verdeling
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum] 2018. De geregistreerd partnerschap is op [datum] 2021 ontbonden. Nu gesteld noch gebleken is dat zij voorwaarden hebben gemaakt, moet worden aangenomen dat partijen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, namelijk 4 mei 2021. Voor de waardering geldt – voor zover partijen niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
Tussen partijen staat vast dat de volgende vermogensbestanddelen in hun beperkte gemeenschap vallen:
de gezamenlijke woning en de daaraan gekoppelde hypotheek;
de saldi bankrekeningen;
de inboedel;
e auto en de brommer;
de vorderingen op Belastingdienst/derden.
a.
De gezamenlijke woning en de daaraan verbonden hypotheek
De man verzoekt de gezamenlijke woning aan de [adres] in ([postcode]) [woonplaats] , voor een waarde van € 285.000,-, en de daaraan verbonden hypotheek aan hem toe te delen. De man stelt dat partijen zijn overeengekomen dat de onderhandse verkoopwaarde van de woning € 285.000,- bedraagt. De vrouw betwist dat partijen dit zijn overeengekomen. Er dient dan ook opnieuw getaxeerd te worden. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze onroerende zaak binnen vier weken na de datum van deze beschikking moet worden getaxeerd. De man zal daartoe binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking drie NVM-makelaars voorstellen aan de vrouw, waaruit de vrouw één makelaar kan aanwijzen. De getaxeerde waarde op dat moment zal bindend zijn voor het bepalen van de waarde van de gezamenlijke woning. De kosten voor de taxatie worden door partijen bij helfte gedeeld.
De man wordt na de taxatie in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of hij in staat is de toedeling van de gezamenlijke woning aan hem te financieren door overname van de hypothecaire geldlening en vergoeding van de helft van de overwaarde aan de vrouw. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier maanden na het taxatierapport. Als de man de woning overneemt, dient de levering van de gezamenlijke woning binnen twee maanden te geschieden nadat de man kenbaar heeft gemaakt daartoe in staat te zijn. De man moet de helft van de overwaarde van de gezamenlijke woning aan de vrouw voldoen. De kosten in verband met de toedeling van de gezamenlijke woning aan de man, dienen door partijen bij helfte te worden gedragen.
Wanneer het de man niet lukt om de toedeling van de gezamenlijke woning aan hem te financieren, dient de gezamenlijke woning te worden verkocht. De verkoop van de gezamenlijke woning vindt plaats via de eerder gekozen makelaar. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen gezamenlijk een verkoopopdracht aan genoemde makelaar zullen verstrekken en zijn dienen het advies van de makelaar met betrekking tot de vraag- en laatprijs (ook tot eventuele aanpassingen van de vraag- en laatprijs) voor de gezamenlijke woning als leidend te accepteren. Bij verkoop en levering van de gezamenlijke woning aan een derde dient de hierop rustende hypothecaire geldlening te worden afgelost met de verkoopopbrengst en met die opbrengst worden ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar en de taxatiekosten, voldaan. De aan de hypotheek gekoppelde verzekeringen dienen opgeheven te worden en de waarde bij helfte te worden verdeeld.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Saldi bankrekeningen
Saldi bankrekeningen
De man stelt dat de saldi van de bankrekeningen zowel op de naam van de man privé als op de naam van de vrouw privé behoren tot de partnergoederengemeenschap en dat die saldi per datum indienen echtscheidingsverzoek bij helfte aan ieder van partijen toekomen. Ook stelt de man een regresvordering op de gemeenschap te hebben, omdat de saldi van zijn bankrekeningen op de datum van de aanvang van het geregistreerd partnerschap, ten bate van de gemeenschap is gekomen.
De vrouw betwist dat de saldi van de bankrekeningen tot de beperkte gemeenschap van goederen behoren. Eén ieder van partijen had een aantal bankrekeningen vóór de datum van het aangaan van het geregistreerd partnerschap op eigen naam staan. Deze bankrekeningen behoren tot het privévermogen van ieder partij.
Nu de man zijn standpunt dat de privérekeningen van partijen tot de beperkte gemeenschap zijn gaan behoren niet nader heeft onderbouwd en de vrouw dit standpunt heeft betwist ziet de rechtbank geen aanleiding de (saldi van de) privérekeningen in de gemeenschap te betrekken. Met betrekking tot de gestelde vergoedingsrechten volgt de rechtbank voorts het standpunt van de vrouw en de nadere onderbouwing daarvan, dat het aan de man is om te bewijzen dat zijn privégeld in de beperkte gemeenschap van goederen terecht is gekomen in de huwelijkse periode. De man heeft echter slechts bankschriften overgelegd waaruit de saldi op datum huwelijk en datum indienen echtscheidingsverzoek volgen. De man heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen vergoedingsrecht aangetoond.
De inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de gezamenlijke inboedel reeds is verdeeld en dat er hieromtrent over en weer niets meer te verdelen/verrekenen valt. De rechtbank hoeft hier dan ook niet over te beslissen.
De auto en brommer
Partijen zijn het erover eens dat de auto en de brommer reeds zijn verdeeld en dat hieromtrent over en weer niets meer te verdelen/verrekenen valt. De rechtbank hoeft hier dan ook niet over te beslissen.
De vorderingen op Belastingdienst/derden
Partijen zijn het erover eens dat gelden die worden voldaan door derden in verband met vorderingen die gedurende de duur van de beperkte gemeenschap van goederen zijn ontstaan, gedeeld moeten worden tussen partijen. De rechtbank hoeft hier dan ook niet over te beslissen.
Regresvorderingen
Beide partijen stellen regresvorderingen op elkaar te hebben.
a.
Hypotheeklasten periode 5 december 2016 tot 21 februari 2018
De man stelt een regresvordering te hebben op de vrouw in de periode 5 december tot 21 februari 2018. Hierbij voert hij aan dat partijen voor de helft eigenaar zijn geworden van de gezamenlijke woning. Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. Aangezien de man in deze periode de hypotheeklasten heeft gedragen, zowel de rente als de aflossing, vindt hij dat hij een regresvordering heeft voor de helft van de hypotheeklasten op de vrouw.
De vrouw betwist primair dat er sprake is van een regresvordering. Zij stelt dat de gezamenlijke woning in de beperkte gemeenschap van goederen is gevallen. Subsidiair voert de vrouw aan dat partijen de afspraak hadden gemaakt dat de man de volledige hypotheeklasten voldeed en dat zij de andere kosten voldeed zoals de boodschappen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er tussen partijen een beperkte gemeenschap van goederen vanaf 21 februari 2018, de datum van de aanvang van het geregistreerd partnerschap. Dit betekent dat de vorderingen die partijen op elkaar hadden vóór deze datum hadden, niet in de beperkte gemeenschap vallen. De rechtbank zal de vordering van de man afwijzen.
Hypotheeklasten vanaf 1 april 2021 tot aan de overdracht van de woning
Gebruiksvergoeding
De vrouw verzoekt een gebruiksvergoeding, welk gelijk moet worden gesteld aan de omvang van alle hypothecaire lasten en overige eigenaarslasten vanaf 1 april 2021. De vrouw stelt dat zij op die datum door de man de woning is uitgezet. De sloten van de woning zijn vervangen, waardoor de man het uitsluitend gebruik heeft van de gezamenlijke woning en de vrouw genoodzaakt was om een andere woning te huren.
De man stelt dat een gebruiksvergoeding slechts kan worden verzocht ter zake de periode na inschrijving van de beschikking van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap in de burgerlijke stand, omdat vanaf dat moment pas een eenvoudige gemeenschap ontstaat.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 3:169 BW bepaalt – behoudens andersluidende regeling – iedere deelgenoot bevoegd is tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Indien een deelgenoot het goed met uitsluiting van de andere gebruikt, kan dat aanleiding vormen om laatstgenoemde een vergoeding ter zake van gederfd gebruiksgenot toe te kennen. In dit geval staat vast dat de man de woning met uitsluiting van de vrouw heeft gebruikt vanaf 1 april 2021. Dit betekent dat de vrouw in beginsel aanspraak heeft op een gebruiksvergoeding, tenzij partijen een andere afspraak hebben gemaakt of het toekennen van een gebruiksvergoeding in strijd zou zijn met de redelijkheid en billelijkheid die tussen de deelgenoten geldt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man de vrouw het gebruik van de woning vergoed door de volledige hypotheeklasten te betalen. Voor een (extra) vergoeding, zoals de vrouw die verzoekt, ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen tot aan het tijdstip van de overdracht van de woning, omdat de situatie tot die tijd ongewijzigd blijft.
Regresvordering
De man stelt dat hij een regresvordering heeft op de vrouw tot het tijdstip waarop de eigendomsoverdracht/goederenrechtelijke levering van de woning plaatsvindt. Hij heeft namelijk alle woonlasten vanaf 1 april 2021 voldaan. Gelet op de eigendomsverhouding is de vrouw verplicht de helft van de woonlasten te dragen.
De vrouw betwist dat er sprake is van een regresvordering, omdat de man de gezamenlijke woning uitsluitend heeft gebruikt.
De rechtbank bepaalt dat de vrouw verplicht is tot vergoeding van de helft van de maandelijkse aflossing van de hypotheek van de datum indiening verzoekschrift tot het tijdstip van de eigendomsoverdracht/goederenrechtelijke levering van de woning. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
Investeringen in de woning
De man stelt dat hij een bedrag van € 37.174,68 (€ 19.889,11 vanaf zijn betaalrekening en
€ 17.284,57 vanaf zijn spaarrekening) heeft geïnvesteerd vanuit zijn privévermogen in de gezamenlijke woning. De investeringen zijn gebruikt om onder andere de keuken, de badkamer, het toilet, de vloeren, de plafonds en de muren te verbeteren. In het geval de vrouw meent dat zij een regresvordering heeft op de man, stelt de man dat haar vorderingen zijn verjaard.
De vrouw betwist de stelling van de man. Primair stelt de vrouw dat de gezamenlijke woning in de beperkte gemeenschap is gevallen en dat de man om deze reden geen regresvordering heeft. Subsidiair stelt de vrouw dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat de bankafschrijvingen zijn gedaan ten behoeve van de gezamenlijke woning. Meer subsidiair stelt de vrouw dat de optelsom van de man onjuist is. Vanaf de spaarrekening kunnen niet direct investeringen worden gedaan en kunnen er uitsluitend bedragen worden overgeboekt naar de betaalrekening van de man. Het bedrag van de spaarrekening moet dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Ook heeft de vrouw zich op het standpunt gesteld dat wanneer zij de afschrijvingen van de betaalrekening van de man bij elkaar optelt, zij op een bedrag komt van € 15.784,09. Dit dient dan ook het bedrag te zijn van een eventuele vordering. Daarnaast heeft de vrouw ook geïnvesteerd in de woning en heeft zij onder meer de kosten van de notaris betaald. Daarmee heeft de vrouw ook een regresvordering op de man. De vrouw voert om deze redenen aan dat de regresvorderingen tegen elkaar weggestreept kunnen worden.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor overwogen, onder a, zijn hier sprake van regresvorderingen die zijn ontstaan vóór de aanvang van het geregistreerd partnerschap. Deze vorderingen vallen niet in de beperkte gemeenschap van partijen. De rechtbank concludeert dan ook dat partijen over en weer een regresvordering op elkaar hebben.
De rechtbank acht dat de man zijn regresvordering voldoende heeft onderbouwd door het overhandigen van zijn bankafschriften. De rechtbank zal echter alleen rekening houden met de afschrijvingen van de betaalrekening, omdat de bedragen vanaf de spaarrekening alleen overgeboekt kunnen worden naar de betaalrekening. Gelet op de overgelegde bankafschriften komt de rechtbank op een totaalbedrag van € 15.913,77 aan de zijde van de man die zijn geïnvesteerd in de gezamenlijke woning. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de man een regresvordering heeft van € 7.956,89 op de vrouw.
Aan de zijde van de vrouw zal de rechtbank rekening houden met afschrijvingen vanaf 30 maart 2017. De man is namelijk vanaf 30 maart 2022 op de hoogte gesteld dat de vrouw een regresvordering heeft op hem. De verjaring van de bankafschrijvingen tot 30 maart 2017 zijn daarmee gestuit. Dit betekent ook dat de rechtbank geen rekening zal houden met de notariskosten, omdat deze zijn verjaard en niet is gebleken dat de vrouw deze vordering heeft gestuit. Gelet op de overgelegde bankafschriften en de omschrijvingen waaruit herleid kan worden dat de afschrijvingen ten behoeve van de gezamenlijke woning zijn, komt de rechtbank op een totaalbedrag van € 4.502,35 aan de zijde van de vrouw. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vrouw een regresvordering heeft van € 2.251,18 op de man.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt de wijze van afwikkeling van het geregistreerd partnerschap als volgt vast:
bepaalt ten aanzien van de gezamenlijke woning aan de [adres] in ([postcode]) [woonplaats] en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening dat:
de man binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking drie (onafhankelijke en NVM-geregistreerde) makelaars zal voorstellen aan de vrouw, waarna de vrouw één van de makelaars zal kiezen om de gezamenlijke woning te laten taxeren;
de woning aan de man wordt toebedeeld indien hij binnen vier maanden na de taxatie aantoont dat hij in staat is de toebedeling van de gezamenlijke woning aan hem te kunnen financieren door overname van de hypothecaire geldlening en de gekoppelde verzekeringen en hiervoor de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, waarbij hij de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te voldoen en de kosten in verband met de toedeling van de gezamenlijke woning aan de man en de taxatiekosten door partijen bij helfte worden gedragen. De levering van de woning aan de man dient binnen twee maanden te geschieden;
de woning dient te worden verkocht en geleverd aan een derde indien het de man niet lukt om binnen vier maanden na de taxatie aan te tonen dat hij in staat is de gezamenlijke woning over te nemen en de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire geldlening en de gekoppelde verzekeringen te doen ontslaan zoals hiervoor onder II omschreven. De verkoop van de gezamenlijke woning dient via de eerder aangewezen makelaar te geschieden. Partijen dienen gezamenlijk een verkoopopdracht te geven aan de makelaar, waarbij zij, als er geen onderlinge overeenstemming is, het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren. Bij verkoop en levering van de gezamenlijke woning aan een derde dient de hypothecaire geldlening te worden afgelost met de opbrengst en met die opbrengst dienen ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar en de taxatiekosten, te worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde. De gekoppelde verzekeringen dienen opgeheven te worden en de waarde bij helfte te worden verdeeld;
bepaalt dat de vrouw aan de man met ingang van 4 mei 2021 tot aan het moment van transport van de echtelijke woning maandelijks de helft van het bedrag aan aflossing van de hypothecaire geldlening dient te betalen;
stelt vast dat de man een regresvordering heeft op de vrouw ter hoogte van € 7.956,89 als gevolg van investeringen vanuit zijn privévermogen in de gezamenlijke woning;
stelt vast dat de vrouw een regresvordering heeft op de man ter hoogte van € 2.251,18 als gevolg van investeringen vanuit haar privévermogen in de gezamenlijke woning;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in samenwerking met mr. H. Zheng als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 20 mei 2022.