ECLI:NL:RBDHA:2021:16615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijf bij partner op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Surinaamse man, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiser had de aanvraag ingediend om bij zijn partner, referent [A], te kunnen verblijven. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met referent. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie aan te tonen. Eiser had verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder vliegtickets, chatberichten en getuigenverklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze stukken niet overtuigend genoeg waren. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om voldoende bewijs te leveren bij de aanvraag en dat de overgelegde stukken in onderlinge samenhang onvoldoende waren om de relatie te onderbouwen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld door eiser niet te horen in de bezwaarfase, aangezien de aanvraag en de bezwaarprocedure niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser werd erop gewezen dat hij binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift kon indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens was met de uitspraak.