ECLI:NL:RBDHA:2021:16626
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Italië de verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de richtlijnen jegens eiser niet zal schenden. Eiser voerde aan dat hij in Italië geen adequate rechtsbijstand had en dat hij niet in staat was om zijn klachten kenbaar te maken, mede door taalbarrières. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat hij na terugkeer in Italië geen opvang zal krijgen of dat hij in strijd met de Europese richtlijnen in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.