ECLI:NL:RBDHA:2021:16628
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 12 oktober 2021.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich terecht heeft beroepen op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en dat Italië op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om zijn klachten kenbaar te maken bij de Italiaanse autoriteiten, mede door taalbarrières. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat hij in Italië geen opvang heeft gekregen of dat hij in strijd met de Europese richtlijnen in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zijn besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en gemotiveerd. Eiser heeft niet aangetoond dat Italië de verplichtingen onder het EVRM en de richtlijnen niet zal naleven. Daarom is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.