ECLI:NL:RBDHA:2021:16631
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in Duitsland asiel heeft aangevraagd, heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 21 september 2021, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 12 oktober 2021, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de samenhangende zaak NL21.15019, een voorlopige voorziening niet meer nodig is.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is op 15 oktober 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.