Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een Nigeriaanse man geboren in 1998, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen bij besluit van 21 mei 2021. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 september 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.J. Koolen, en een tolk, A. Madu. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. C.D.G. Yzendoorn.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL21.8095), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, welke zijn vastgesteld op € 748,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand verleend door een derde.
De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.