ECLI:NL:RBDHA:2021:16811
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F. van de Kamp, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat Duitsland terecht als verantwoordelijk land is aangewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening, waarbij Nederland een verzoek om terugname aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. De rechtbank concludeerde dat er geen risico op indirect refoulement is en dat de omstandigheden van eiser niet zodanig bijzonder zijn dat een uitzondering op de Dublinverordening gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat de coronamaatregelen geen invloed hebben op de verantwoordelijkheidsvaststelling van Duitsland. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 november 2021, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.