ECLI:NL:RBDHA:2021:16831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste en hoorplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres van Marokkaanse nationaliteit. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van verblijf als familie- of gezinslid. De aanvraag werd op 16 september 2020 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 12 maart 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder het huwelijk van eiseres met haar referent in 2019 en de overgelegde arbeidsovereenkomst. De Staatssecretaris had twijfels over de echtheid van het dienstverband van de referent, wat leidde tot een rapport van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW). De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat de referent voldeed aan het middelenvereiste. De rechtbank vond de overgelegde verklaring van de werkgever en collega's van de referent niet overtuigend genoeg, omdat deze niet op het juiste briefpapier was en niet voldeed aan de eisen van bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor de mvv en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.