ECLI:NL:RBDHA:2021:16833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 20_9478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese minderjarige als familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Eritrese minderjarige, eiseres, om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, omdat de identiteit van de ouders van eiseres en de familierechtelijke relatie niet voldoende waren aangetoond. Eiseres, die bij haar grootmoeder verblijft, stelde dat het in haar belang was om naar Nederland te komen en bij haar grootmoeder te blijven. De rechtbank oordeelde dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestond tussen eiseres en de referent, die vier jaar geleden Nederland had verlaten. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitviel, en dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om haar claims te onderbouwen, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 2007, van Eritrese nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referent)” afgewezen.
Bij besluit van 25 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Referent is ook ter zitting verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Referent verblijft in Nederland en heeft voor zijn moeder, zijn broer, zijn halfzus en haar kind en eiseres een mvv aanvraag ingediend. De aanvraag van eiseres is ingediend met het verblijfsdoel “verblijf als familie- of gezinslid bij referent”. Eiseres is een nicht van referente, namelijk de dochter van zijn zus. De aanvragen voor de moeder en de broer van referent zijn ingewilligd. Aangezien eiseres bij haar grootmoeder verblijft is het volgens eiseres in haar belang dat zij bij haar grootmoeder blijft en ook naar Nederland mag komen.

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden. Verweerder stelt zich in het primaire besluit op het standpunt dat de identiteit van de ouders van eiseres en de familierechtelijke relatie van eiseres met haar ouders niet zijn aangetoond. In het bestreden besluit neemt verweerder bewijsnood aan ten aanzien van het ontbreken van officiële documenten die de identiteit van de ouders van eiseres en de familierechtelijke relatie van eiseres met haar ouders aantonen. Verweerder ziet desondanks af van het aanbieden van nader onderzoek om de identiteit en de familierechtelijke relatie vast te stellen, omdat de aanvraag niet zal leiden tot een inwilliging. De moeder (moeder) van eiseres (= zus van referent) kan de zorg van eiseres namelijk op zich nemen. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referent omdat referent lang geleden, namelijk vier jaar geleden, is vertrokken. Verweerder neemt wel familie- en gezinsleven aan tussen eiseres en haar moeder en tussen eiseres en haar grootmoeder omdat er hechte persoonlijke banden zijn. Dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar grootmoeder, betekent volgens verweerder niet dat eiseres recht heeft op een verblijfsvergunning. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) valt volgens verweerder in het nadeel van eiseres uit.
Gronden beroep
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen familie- en gezinsleven heeft aangenomen tussen haar en referent. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de feitelijke situatie van samenwoning. Eiseres heeft sinds haar eerste levensjaar bij haar grootmoeder en referent gewoond. Referent heeft ook in zijn gehoren in het kader van zijn asielprocedure verklaard dat eiseres wordt verzorgd door zijn moeder en ook tot de familie behoort. Ook is er volgens eiseres geen sprake van een evenredige belangenafweging, althans is deze niet voldoende kenbaar, waarmee het besluit eveneens onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Het besluit is in strijd met artikel 8 van het EVRM en 7 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Voor eiseres is het niet mogelijk om een toestemmingsverklaring te overleggen.
Oordeel rechtbank
Identiteit en familierechtelijke relatie
4. De stelling van eiseres dat verweerder (ten onrechte) aan haar heeft verzocht om de familierechtelijke band tussen haar en haar ouders en hun identiteit aan te tonen, is feitelijk niet juist. Verweerder heeft bewijsnood aangenomen voor het overleggen van officiële documenten. Vanwege de coronamaatregelen was het volgens verweerder namelijk niet mogelijk om nader onderzoek te doen naar de familierechtelijke relatie. Omdat eiseres minderjarig is, is verweerder voorbijgegaan aan de eis van het overleggen van officiële documenten waaruit de familierechtelijke relatie blijkt. Verweerder had ten aanzien van de identiteit al eerder bewijsnood aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.

Is er sprake van beschermenswaardig familie- en gezinsleven?

5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen beschermenswaardig familie- en gezinsleven bestaat tussen eiseres en referent, omdat het gezinsverband door tijdsverloop van vier jaar is verbroken. Eiseres is het hier niet mee eens en verwijst daarbij naar de wijze waarop in Eritrea invulling is gegeven aan het gezinsleven. Eiseres gaat niet op het tijdsverloop in en motiveert niet waarom zij vindt dat ondanks dit tijdsverloop er nog steeds sprake is van een beschermenswaardig familie- en gezinsleven. Hetgeen door eiseres is aangevoerd, is onvoldoende om het standpunt van verweerder voor onjuist te houden. Tussen eiseres en haar grootmoeder is beschermenswaardig familie en gezinsleven aangenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het kader van het familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar grootmoeder een belangenafweging heeft gemaakt. Eiseres heeft in beroep enkel gesteld dat sprake is van een onevenredige belangenafweging. Dit heeft eiseres niet anders toegelicht dan dat verweerder ten onrechte heeft gevraagd om een toestemmingsverklaring. Het ontbreken van een toestemmingsverklaring van de vader van eiseres is één van de omstandigheden die verweerder in de belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft meegewogen. Niet is namelijk aangetoond dat alleen moeder het gezag over eiseres heeft en onttrekking aan het ouderlijk gezag moet te allen tijde worden voorkomen. Eiseres heeft niet aangetoond inspanningen te hebben verricht om (via familieleden) contact te krijgen met haar vader. De enkele stelling van eiseres dat het niet mogelijk is om een toestemmingsverklaring te overleggen, is onvoldoende om het standpunt van verweerder voor onjuist te houden. Eiseres heeft verder niet uitgelegd en/of onderbouwd waarom dit niet mogelijk is en welke inspanningen er zijn verricht ter verkrijging van een toestemmingsverklaring. Gelet op het belang van de aanwezigheid van een toestemmingsverklaring mocht verweerder dit eiseres tegenwerpen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Sari, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 26 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.