Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker met de Tadzjiekse nationaliteit. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 november 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.G.J.M. Lucassen, en een tolk, S.M. Razaghi. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.W.E. Disselkamp.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL21.16825), een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, welke zijn vastgesteld op € 748,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift is toegekend met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 1.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 november 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.