ECLI:NL:RBDHA:2021:16862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Rasul, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk op grond van het feit dat eiseres in Italië internationale bescherming geniet. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2021 behandeld. Eiseres voerde aan dat de Italiaanse autoriteiten in hun correspondentie over een man met dezelfde naam spraken en dat er onvoldoende bewijs was dat het om haar ging. Daarnaast stelde zij dat haar verblijfsrecht in Italië zou worden ingetrokken door haar asielaanvraag in Nederland. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiseres in Italië internationale bescherming geniet, en dat de Italiaanse autoriteiten voldoende informatie hadden ontvangen om deze conclusie te trekken.

De rechtbank wees erop dat eiseres niet had aangetoond dat de situatie in Italië dermate verslechterd was dat zij niet terug kon keren. Ook werd het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië bevestigd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.17026
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet- ontvankelijk verklaard op de grond dat zij in Italië internationale bescherming geniet.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.17027, op 16 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres in Italië internationale bescherming geniet.
2. Eiseres voert aan dat uit de brief van de Italiaanse autoriteiten, waar verweerder uit opmaakt dat eiseres in Italië subsidiaire bescherming heeft, blijkt dat de autoriteiten het hebben over een man met dezelfde naam. Uit de brief blijkt niet voldoende dat het om eiseres zou gaan en verweerder heeft ten onrechte geen nadere stukken opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten. Verder is eiseres van mening dat haar tijdelijk verblijfsrecht in Italië zal worden ingetrokken, omdat zij opnieuw een asielaanvraag heeft ingediend en Nederland Italië daarvan op de hoogte heeft gebracht. Eiseres stelt verder dat zij in Italië geen juiste bescherming kon krijgen van de autoriteiten. Zij geeft aan dat het voor haar financieel gezien niet mogelijk was om zich via een advocaat te beklagen bij de autoriteiten en dat
Italië hiermee niet aan de internationale verplichtingen voldoet. Eiseres meent verder dat uit de recente informatie waarnaar zij in de zienswijze heeft verwezen wel degelijk blijkt dat de situatie in Italië verder is verslechterd. Deze informatie is niet beoordeeld in de uitspraken waarnaar verweerder in het bestreden besluit verwijst. Verder voert eiseres aan dat het niet duidelijk is of zij bij terugkeer naar Italië onverminderd aanspraak kan maken op een verlenging van haar verblijfsvergunning en of sprake is van internationale bescherming. Zij verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 12 juli 2016, NL16.1423. Tot slot meent eiseres dat haar verloofde in Nederland wel degelijk asiel heeft aangevraagd en dat zij niet gescheiden mogen worden.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres in Italië internationale bescherming geniet. De Italiaanse autoriteiten hebben in reactie op het claimverzoek dat verweerder heeft gedaan, aangegeven dat eiseres in Italië een verblijfsvergunning heeft en dat daarom het claimverzoek wordt afgewezen. Dat de Italiaanse autoriteiten in hun reactie spreken over 'he' en 'him', betekent niet dat de Italiaanse autoriteiten het niet over eiseres hebben. Verweerder stelt terecht dat hij informatie over eiseres heeft opgestuurd, waaronder de Eurodac-resultaten, foto’s en vingerafdrukken van eiseres. De Italiaanse autoriteiten hebben hun reactie op deze informatie gebaseerd. Bovendien blijkt uit de gehoren van eiseres ook dat zij een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank gaat dan ook uit van een kennelijke verschrijving van de Italiaanse autoriteiten bij het gebruik van ’he’ en ’him’. Verweerder heeft om die reden geen nadere stukken op hoeven vragen bij de Italiaanse autoriteiten. Eiseres heeft enkel gesteld, maar niet onderbouwd dat haar verblijfsvergunning in Italië zal worden ingetrokken, omdat zij een asielaanvraag in Nederland heeft gedaan.
4. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Italië. Eiseres heeft niet aangetoond dat dit in haar geval niet mag. Zij heeft niet onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten haar geen bescherming zouden willen of kunnen bieden. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat het voor haar niet mogelijk was om zich te beklagen bij de autoriteiten, met behulp van een advocaat dan wel met hulp van een organisatie of andere instantie. Verder heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Italië dermate is verslechterd dat zij niet terug zal kunnen keren. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat het Europees Hof van de Rechten van de Mens in de arresten van 23 maart 20211 en 27 mei 20212 heeft geoordeeld dat overdracht aan Italië geen schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden inhoudt en dat de informatie die eiseres heeft overgelegd geen wezenlijke andere informatie biedt. Eiseres is hierop in haar beroepsgronden niet specifiek ingegaan en heeft niet toegelicht en nader gemotiveerd waaruit specifiek blijkt dat de situatie in Italië is verslechterd.
5. De rechtbank overweegt verder dat de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, eiseres niet kan baten, omdat geen sprake is van een vergelijkbare situatie. In die zaak ging het om de vraag of de verlopen verblijfsvergunning kon worden verlengd. Eiseres heeft in haar situatie echter niet onderbouwd dat haar verblijfsvergunning is verlopen, dat zij deze niet zou kunnen verlengen of dat zij geen internationale bescherming heeft.
1. M.T. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519.
2 A.B. tegen Finland, ECLI:CE:ECHR:2021:0420DEC004110019
6. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen overwegen dat het gegeven dat de verloofde van eiseres in Nederland asiel heeft aangevraagd, geen reden is dat eiseres niet overgedragen mag worden aan Italië. De verloofde van eiseres is in afwachting van zijn asielprocedure en ook in zijn geval zijn de Italiaanse autoriteiten verzocht hem terug te nemen. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek inmiddels hebben geaccepteerd. Verder heeft verweerder terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 mei 2017.3 Hieruit blijkt dat het hebben van een partner in Nederland niet betekent dat niet van een vreemdeling verlangd kan worden dat hij teruggaat naar het land waar hij internationale bescherming heeft gekregen, omdat hij met dat land een zodanige band heeft dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
23 november 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.M. Reijnierse T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.