ECLI:NL:RBDHA:2021:16863
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat verzoekster in Italië internationale bescherming geniet. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 16 november 2021 behandeld, samen met een andere zaak (NL21.17026). Tijdens de zitting was verzoekster vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M. Rasul, en verweerder door mr. H.J. Metselaar. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. T.R. Oosterhoff-Vos. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.