ECLI:NL:RBDHA:2021:16867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.14000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en dwangsommen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep dat eiseres heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig een besluit genomen op deze aanvraag. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 15 april 2021, met zaaknummer NL21.3478, verweerder een beslistermijn van acht weken opgelegd. Aangezien deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens heeft de rechtbank overwogen dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 374,-. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14000
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], met V-nummer: [V-nummer]
,eiseres (gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Akgün).
Procesverloop
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 15 april 2021 met zaaknummer NL21.3478. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) in werking getreden. De Tijdelijke wet regelt dat het niet meer mogelijk is om dwangsommen te verbeuren of beroepen tegen het niet tijdig beslissen in te dienen. Op 3 maart 2021 is een wetsvoorstel voor de definitieve afschaffing van dwangsommen in asielzaken ingediend bij de Tweede Kamer. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State aangaande dat wetsvoorstel heeft verweerder besloten dat één jaar na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet het indienen van beroepen niet tijdig beslissen opnieuw mogelijk wordt gemaakt, zonder dat dit leidt tot dwangsommen. Hiertoe is artikel 1 van de Tijdelijke wet na één jaar automatisch aangepast.
2. Artikel 1 van de Tijdelijke wet luidt vanaf 11 juli 2021 als volgt: de artikelen 4:17 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb haar niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw. Dit betekent dat de gelijkstelling uit artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb opnieuw van toepassing is, zodat per 11 juli 2021 opnieuw beroepen niet tijdig beslissen kunnen worden ingediend. Het buiten toepassing verklaren van afdeling 8.2.4a van de Awb betekent echter dat de vreemdeling ook onder de gewijzigde Tijdelijke wet met het instellen van beroep niet tijdig beslissen niet kan bereiken dat er dwangsommen in de zin van de Awb worden verbeurd.
3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken haar verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Het buiten toepassing verklaren van afdeling 8.2.4a van de Awb betekent verder dat beroepen niet tijdig beslissen nog slechts beoordeeld kunnen worden volgens de Awb, en meer specifiek volgens de artikelen 6:2 (gelijkstelling met een besluit), 6:12 (ingebrekestelling) en 8:72, vierde lid, van de Awb (het stellen van een nadere termijn). Het zesde lid van artikel 8:72 van de Awb (het opleggen van een dwangsom) blijft buiten toepassing.
5. Op 15 april 2021 heeft deze rechtbank zittingsplaats te Utrecht het beroep met zaaknummer NL21.3478 gegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank aan verweerder een beslistermijn opgelegd van acht weken. Als verweerder zich niet aan deze termijn zou houden dan verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,-. Eiseres stelt nu nogmaals beroep in omdat de beslistermijn is afgelopen en de dwangsom is volgelopen. De rechtbank stelt vast dat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden haar die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
8. In het verweerschrift stelt verweerder het volgende. Op 8 juli 2020 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State gedaan in een hoger beroep van verweerder.1 In die uitspraak is bepaald dat de nadere termijnen die door de rechtbank wordt opgelegd niet onnodig lang, noch onrealistisch kort mag haar. Hierdoor is door de Afdeling het 8+8 wekenmodel aangewezen. Gezien de omstandigheden rondom het onderzoek van eises(es) verzoekt verweerder aan de rechtbank om een nadere termijn van acht weken op te leggen.

1.ECLI:NL:RVS:2020:1560

9. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres haar asielaanvraag heeft kunnen onderbouwen. Eiseres heeft haar asielaanvraag kunnen onderbouwen tijdens een eendagstoets (EDT). Daarna is er een voornemen kenbaar gemaakt om haar asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres heeft daarop haar zienswijze kunnen indienen. Verder blijkt uit de stukken dat eiseres haar asielaanvraag in de Verlengde Asielprocedure (VA- procedure) wordt behandeld.
10. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verweerder nog een keer een voornemen moet nemen en dat eiseres daarop vervolgens nog haar zienswijze mag geven, voordat verweerder een besluit neemt. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2020.2
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.

2.ECLI:NL:RVS:2020:1560

De uitspraak is uitgesproken op
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
25 november 2021
Documentcode: [Documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.