Overwegingen
1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1988] .
2. Eiser heeft, kort samengevat, het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser is getrouwd met een Nederlands-Egyptische vrouw en op die manier is hij naar Nederland gekomen. Eiser is in Nederland bekeerd tot het christendom. Eiser heeft zijn vrouw hiervan op de hoogte gebracht. Vervolgens heeft zijn vrouw hem uit huis gezet en aan familie in Egypte verteld over eisers bekering. Eiser heeft vervolgens dreigementen van zijn broer, maar ook van andere familieleden en van zijn schoonfamilie ontvangen. Eiser wordt met de dood bedreigd.
De besluitvorming van verweerder
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- De bekering tot het christendom
- De door betrokkene ondervonden bedreigingen vanwege zijn bekering tot het christendom
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Verweerder acht de verklaringen over de bekering tot het christendom en de door eiser ondervonden bedreigingen vanwege zijn bekering echter niet geloofwaardig. Omdat verweerder die verklaringen niet gelooft, heeft hij de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
5. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zijn verklaringen over zijn bekering tot het christendom en de door hem ondervonden bedreigingen vanwege die bekering ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat eisers verklaringen over zijn bekering oppervlakkig en algemeen zijn. Volgens eiser heeft verweerder zich verder ten onrechte op het standpunt gesteld dat zijn
verklaringen dat zijn band met Jezus is versterkt door het lezen van de Bijbel en dat hij geen Bijbelverhaal kan vertellen tegenstrijdig zijn aan elkaar. Verweerder had er in dat verband rekening mee moeten houden dat eiser vergeetachtig is doordat hij veel stress ervaart.
Verweerder heeft verder niet aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn bekering tot het christendom ongeloofwaardig is omdat hij berichten op Facebook heeft geplaatst met teksten van Mohammed en van zijn bedevaart naar Mekka. Eiser heeft uitgelegd dat hij deze berichten op Facebook heeft gezet, zodat mensen in zijn directe omgeving zouden denken dat hij moslim was. In zijn correcties en aanvullingen en in zijn zienswijze heeft eiser uitgelegd waarom hij deze berichten niet van zijn Facebookaccount heeft verwijderd, namelijk omdat hij geen actieve gebruiker is en omdat zijn (ex-)vrouw zijn wachtwoord heeft. Verweerder is hier in zijn besluitvorming ten onrechte aan voorbij gegaan. Tot slot voert eiser aan dat verweerder de samenwerkingsplicht heeft geschonden, omdat verweerder geen nader onderzoek heeft gedaan naar de door eiser ingebrachte video’s en spraakmemo’s van de bedreigingen door zijn (schoon)familie. Verweerder heeft deze bestanden ook onvoldoende kenbaar betrokken in zijn besluitvorming en ten onrechte evenmin beoordeeld of sprake is van gevaar vanwege een toegedichte bekering. Uit de video’s en spraakmemo’s blijkt volgens eiser dat de bedreigingen afkomstig zijn van zijn broer en vader.
Het oordeel van de rechtbank
6. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiser moet verweerder de Werkinstructie 2019/18 (WI 2019/18) als uitgangspunt nemen. Verweerder
moet toetsen of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Om de geloofwaardigheid van een bekering in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen richt verweerder zich op drie elementen, namelijk (1) de motieven voor en het proces van bekering, (2) de kennis van het nieuwe geloof en (3) de activiteiten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen. De verklaringen van de vreemdeling over de drie elementen moeten steeds worden bezien in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van de vreemdeling en de door hem verstrekte gegevens in eventuele eerdere procedures.
Verweerder maakt daarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn verklaringen geen inzicht heeft verschaft in zijn motieven voor en het proces van bekering en dat hij te weinig blijk heeft gegeven van zijn opgedane kennis van het nieuwe geloof. Verweerder wijst er terecht op dat de verklaringen van eiser op dat vlak algemeen en oppervlakkig van aard zijn. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat hij het niet zo zeer als een tegenstrijdigheid, maar wel als een hiaat aanmerkt dat eiser geen enkel Bijbelverhaal kan noemen, terwijl eiser ook heeft verklaard dat hij een sterkere band met Jezus heeft gekregen, juist door het lezen van de Bijbel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit inderdaad opmerkelijk heeft mogen vinden. Dat eiser gestrest is en daardoor mogelijk wat vergeetachtig is kan zo zijn, maar dat betekent niet dat verweerder in dit verband niet van eiser heeft mogen verwachten dat hij een Bijbelverhaal zou kunnen noemen. Bovendien is niet uit medische documenten of andere objectieve informatie gebleken dat eiser zodanig vergeetachtig is dat hem dit niet zou kunnen worden verweten.
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder het opmerkelijk heeft mogen vinden dat eiser op zijn Facebookaccount op 18 juli 2016 en 22 maart 2019 foto’s van zijn bedevaartsreis naar Mekka en islamitische teksten heeft geplaatst. De verklaring die eiser heeft gegeven over het plaatsen en het vervolgens niet verwijderen van de desbetreffende berichten na zijn bekering tot het christendom acht de rechtbank op zichzelf niet onaannemelijk, maar dat laat onverlet dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over zijn bekering tot het christendom. Verweerder heeft op de zitting overigens ook aangegeven dat aan dit punt geen doorslaggevende betekenis is toegekend voor zijn conclusie dat de verklaringen van eiser over de gestelde bekering ongeloofwaardig zijn.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich wat betreft de video’s en spraakmemo’s op het standpunt heeft mogen stellen dat daaruit niet valt af te leiden van wie de bedreigingen afkomstig zijn en dat die bestanden dus niet maken dat de verklaringen van eiser over de door hem ondervonden bedreigingen geloofwaardig zijn. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat het daadwerkelijk om zijn broer en vader gaat, voordat van verweerder verlangd mag worden dat hij hier nader onderzoek naar doet. Nu eiser de identiteit van de bedreigers onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder de samenwerkingsplicht niet geschonden. De rechtbank volgt eiser dus niet in
zijn stelling dat verweerder de video’s en spraakmemo’s onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken en dat verweerder meer onderzoek had moeten doen naar de mogelijke gevolgen van een eventuele toegedichte bekering.
10. Ook anderszins is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig is geweest. Eisers stelling dat dit wel het geval is, omdat het met de tolk niet goed is gegaan en omdat de gehoorambtenaar op verschillende punten onvoldoende heeft doorgevraagd, wordt niet gevolgd. De gehoorambtenaar heeft de eerdergenoemde elementen uit de WI 2019/18 met eiser besproken en zich daarbij gehouden aan die werkinstructie. Voor wat betreft de gestelde problemen met de tolk heeft eiser tijdens de zitting toegelicht dat het moeilijk is om concreet te maken wat er precies fout ging, maar dat het hem er vooral om gaat dat verweerder enigszins coulant naar eisers verklaringen kijkt en meer aandacht besteedt aan de correcties en aanvullingen en de zienswijze, waarin bepaalde zaken nader worden toegelicht en aangevuld. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om tijdens het gehoor alle relevante zaken te benoemen en dat uit het verslag van het gehoor niet kan worden afgeleid dat er sprake was van communicatieproblemen of dat er anderszins iets niet goed ging met de vertaling. Dat het niet goed is verlopen, blijkt volgens eiser uit het Whatsappcontact dat eiser tijdens de pauze van het gehoor met zijn gemachtigde heeft gehad. Het lag echter op de weg van eiser om dit zonodig tijdens het gehoor aan de kaak te stellen of om hier in zijn correcties en aanvullingen of in zijn zienswijze concreter over te zijn. Uit verweerders besluit blijkt bovendien dat verweerder zich wel rekenschap heeft gegeven van de correcties en aanvullingen en de zienswijze, maar dat eiser ook hierin de diepgewortelde innerlijke overtuiging van de bekering niet concreter heeft kunnen maken.
11. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat eisers beroepsgronden niet slagen en dat het besluit in stand kan blijven. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.