ECLI:NL:RBDHA:2021:16924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.9195
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van niet aangetoond familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een Eritrese eiseres voor een verblijfsvergunning regulier. De aanvraag was ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet was aangetoond. Eiseres verbleef op dat moment in Ethiopië en had een document dat haar traditionele huwelijk bevestigde, niet overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet het originele document had kunnen overleggen, ondanks verzoeken van de verweerder om dit te doen. De rechtbank merkte op dat de overgelegde huwelijksakte door Bureau Documenten als niet echt was bevonden, wat de afwijzing verder onderbouwde.

Eiseres voerde aan dat de verweerder onzorgvuldig had gehandeld door pas in het bestreden besluit te stellen dat het document niet was overgelegd, terwijl referent had verklaard waar het document zich bevond. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat de familierechtelijke relatie niet was aangetoond, gezien het ontbreken van het originele document en de twijfels over de echtheid van de huwelijksakte. Eiseres had geen contra-expertise ingediend om het onderzoek van Bureau Documenten te weerleggen, wat haar bewijspositie verzwakte.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier Z.E.M. van der Maas. Tegen deze uitspraak staat binnen vier weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9195
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G. van Reemst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 28 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 14 april 2020 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent, [referent] ’ in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door referent en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig, N. Victoor.

Overwegingen

1. Eiseres en referent hebben de Eritrese nationaliteit. Eiseres verblijft in Ethiopië en beoogt verblijf bij referent in Nederland. Referent is de gestelde partner van eiseres en is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond. Eiseres heeft het document, waarop het traditionele huwelijk is genoteerd, niet overgelegd. Uit de verklaringen van referent blijkt niet waar dit document is en waarom het document tot op heden niet is overgelegd. Ter onderbouwing van de aanvraag heeft referent een huwelijksakte overgelegd die eiseres met terugwerkende kracht heeft laten registreren. Deze akte is op 6 november 2020 door Bureau
Documenten ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ niet echt bevonden. Eiseres heeft hiertegen geen contra-expertise overgelegd. Daarnaast zijn er volgens verweerder geen specifieke aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat Bureau Documenten een onjuist onderzoek zou hebben verricht. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, geen bewijsnood aangenomen en geen nader onderzoek aangeboden voor het aannemelijk maken van het huwelijk tussen eiseres en referent.
De familierechtelijke relatie
3. Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door pas in het bestreden besluit aan eiseres tegen te werpen dat het document waarop het traditionele huwelijks is genoteerd niet is overgelegd, terwijl referent heeft verklaard waar het document is. Verder voert eiseres aan dat concrete aanknopingspunten naar voren zijn gebracht op grond waarvan getwijfeld kan worden aan de juistheid en de volledigheid van het onderzoek van Bureau Documenten. Uit de overgelegde landeninformatie blijkt namelijk dat Ethiopië geen centrale administratie kent en de afgifte van documenten onder de bevoegdheid van de lokale overheid, de kebeles, valt. Dit verklaart waarom de ingebrachte huwelijksakte verschilt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal, aangezien de registratie- en afgifteprocedures per lokale overheid verschillen. Daarnaast heeft eiseres het onderzoek van Bureau Documenten niet aan de hand van een contra-expertise kunnen bestrijden, omdat er geen deskundigen zijn die dit onderzoek zouden kunnen uitvoeren Door geen nader onderzoek aan te bieden, handelt verweerder in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn.1
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet is aangetoond. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiseres het originele document van het traditionele huwelijk tot op heden niet heeft overgelegd. De rechtbank merkt op dat verweerder eiseres bij brief van 22 september 2020 heeft verzocht om het document te overleggen. Hierop heeft referent verklaard dat het document in Ethiopië ligt, maar heeft niet onderbouwd waarom het niet mogelijk is om het document in de procedure te brengen. Verder stelt de rechtbank vast dat de overgelegde huwelijksakte door Bureau Documenten ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ niet echt is bevonden, omdat de verschijningsvorm, opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. De rechtbank overweegt dat het onderzoek door Bureau Documenten een deskundigenadvies is ten behoeve van de uitvoering van de bevoegdheden van verweerder. Verweerder moet zich, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het advies van Bureau Documenten aan deze voorwaarden voldoet. Eiseres kan de uitkomst van het advies onder die omstandigheden bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.2 Dit heeft eiseres nagelaten. De stelling dat er geen contra-expert bestaat die dit onderzoek kan doen, heeft eiseres niet voldoende onderbouwd en maakt niet dat zij in een onevenredig lastige bewijspositie verkeert. Verweerder heeft om die reden geen bewijsnood hoeven aannemen. Verder heeft eiseres met de in bezwaar ingebrachte landeninformatie geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht, waardoor aan het onderzoek van Bureau Documenten getwijfeld kan worden. Uit de landeninformatie blijkt dat de lokale overheid, de kebele, verantwoordelijk zijn voor het afgeven van huwelijkscertificaten. Dit is echter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat om die reden de huwelijksakte op zowel
1. Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging .
verschijningsvorm, opmaak en afgifte afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder het advies van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen en heeft verweerder geen nader onderzoek hoeven aan te bieden om de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent aannemelijk te maken. De in beroep overgelegde medische verklaring van referent leidt niet tot een andere conclusie op de familierechtelijke relatie.
Hoorplicht
5. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat er geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar.
6. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgezien van het horen van een belanghebbende indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hiervan is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Omdat sprake is van een primair besluit dat door verweerder is genomen op basis van een door hem ingeschakelde deskundige en eiseres in bezwaar geen contra expertise heeft ingebracht en evenmin aannemelijk heeft gemaakt in een onevenredig lastige bewijspositie te verkeren, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat aan voornoemde maatstaf is voldaan. Verweerder heeft daarom van het horen van eiseres en/of referent kunnen afzien.
Conclusie
7. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.