In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Bosnische nationaliteit, had op 15 september 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 15 oktober 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij niet de mogelijkheid had gekregen om een zienswijze in te dienen op het voornemen van de staatssecretaris, dat te laat was uitgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de afspraak met de gemachtigde van eiser niet is nagekomen, waardoor eiser niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het voornemen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig was, omdat het voornemen niet tijdig was uitgebracht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen drie weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om een zienswijze in te dienen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.