ECLI:NL:RBDHA:2021:16928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.16561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag wegens te late indiening voornemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Bosnische nationaliteit, had op 15 september 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 15 oktober 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij niet de mogelijkheid had gekregen om een zienswijze in te dienen op het voornemen van de staatssecretaris, dat te laat was uitgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de afspraak met de gemachtigde van eiser niet is nagekomen, waardoor eiser niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het voornemen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig was, omdat het voornemen niet tijdig was uitgebracht. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen drie weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om een zienswijze in te dienen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.16561
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Kuiper).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Eiser is geboren op [1957] en heeft de nationaliteit van Bosnië en Herzegovina. Eiser en zijn echtgenote hebben op 15 september 2021 een asielaanvraag ingediend.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. Bosnische moslim;
c. Problemen door islamitische achtergrond.
Verweerder heeft de verklaringen over de relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat eiser geen internationale bescherming moet krijgen, omdat Bosnië en Herzegovina een veilig land van herkomst is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat in zijn specifieke geval anders is. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiser aangifte heeft gedaan van problemen die zich hebben voorgedaan, zodat niet gezegd kan worden dat de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina eiser niet kunnen of willen beschermen, of dat hij niet kan klagen bij hogere autoriteiten.
Het beroep van eiser
3. Eiser is het niet eens met het besluit. Hij voert aan dat verweerder hem de mogelijkheid heeft ontnomen om een zienswijze in te dienen. Eiser stelt dat met verweerder is afgesproken dat hij op 13 oktober 2021 een voornemen zou uitbrengen en dat eiser op 14 oktober 2021 daarop zou kunnen reageren met een zienswijze. Volgens eiser is verweerder deze afspraak niet nagekomen. Verweerder heeft op 14 oktober 2021 een voornemen uitgebracht. Omdat eiser geen zienswijze heeft ingediend en daartoe ook niet de mogelijkheid heeft gehad, heeft verweerder het besluit, zoals hij dat op 15 oktober 2021 heeft genomen, niet mogen nemen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank volgt het betoog van eiser en overweegt daartoe als volgt. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verweerder te laat is met het nemen van het voornemen. Verweerder had tot 11 oktober 2021 de tijd om een voornemen uit te brengen.1 Verweerder had evenwel met de gemachtigde van eiser de afspraak gemaakt dat hij nog tot 13 oktober 2021 de tijd zou krijgen om een voornemen uit te brengen. Eiser kon daar dan op 14 oktober 2021 met een zienswijze op reageren, waarna op 15 oktober een besluit zou worden genomen. Verweerder heeft in plaats van 13 oktober 2021 op 14 oktober 2021 een voornemen uitgebracht. Dit is te laat. Het maakt daarbij niet uit dat het voornemen kort na
uur op 14 oktober 2021 aan eiser is verzonden. Onder een kalenderdag moet immers worden verstaan een dag die loopt van 0.00 tot 24.00 uur2. Gelet op voren vermelde omstandigheden had verweerder niet op 15 oktober 2021 een besluit kunnen nemen zonder dat er een zienswijze was uitgebracht.
5. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder dient binnen 3 weken een nieuw besluit te nemen waarbij eiser in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen.
6. Omdat hetberoep gegrond is, krijgt eiser eenvergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.
1. Zie in dit verband artikel 3.114, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit.
2 C1/2/3 Vreemdelingencirculaire

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak gevolg te geven aan hetgeen in overweging 5 is opgenomen.
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot eenbedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
01 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.