In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tegen het besluit van 15 oktober 2021, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft de zaak op 11 november 2021 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. A.J. de Boer, en verweerder door mr. D. Kuiper.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een grote samenhang is met andere zaken, namelijk NL21.16561 en NL21.16562, waarin op dezelfde datum uitspraak is gedaan. Gezien de uitkomst van deze zaken, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiseres ook gegrond is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.