ECLI:NL:RBDHA:2021:16946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.15870 en NL21.15871
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Oekraïense eiser met biseksualiteit als asielmotief en beoordeling van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Oekraïense eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het besluit als kennelijk ongegrond had gekwalificeerd. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. C.G.J.M. Lucassen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 oktober 2021 heeft de eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij vanwege zijn biseksualiteit en eerdere ervaringen met de lokale autoriteiten niet veilig terug kan keren naar Oekraïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met de geldende werkinstructies door niet alle relevante thema's in het gehoor aan de orde te stellen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag op basis van de biseksualiteit van de eiser niet voldoende gemotiveerd was en dat de Oekraïne niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt voor de eiser. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken opnieuw te beslissen, rekening houdend met de medische omstandigheden van de eiser en het FMMU-rapport. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15870 en NL21.15871
uitspraak van de enkelvoudige kamer 2 november 2021 in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 27 juni 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser verzocht om een voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S.G. van Beek-Nikitina.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Oekraïense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1976.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst vanwege de volgende incidenten. Toen eiser in 2012 niet wilde meewerken aan corruptie bij zijn toenmalige werkgever, heeft hij ontslag genomen. Eiser is naar het Openbaar Ministerie (OM) gegaan om aangifte te doen van corruptie. Eiser is vervolgens bedreigd en mishandeld door een man van het OM. Hiertegen heeft eiser aangifte gedaan bij de lokale politie, zonder resultaat. Daartegen heeft eiser een klacht ingediend bij het OM, maar deze zaak werd ook afgesloten zonder resultaat. In 2014 werd eiser politiek actief en nam hij deel aan een demonstratie op het Maidanplein. Ook werd eiser actief op sociale media en maakte hij kenbaar tegen de Russische inmenging in Oekraïne te zijn. Als
vrijwilliger bevoorraadde eiser regeringstroepen in het oosten van het land. Hierdoor heeft eiser problemen ondervonden met Russische separatisten. Eiser is tijdens een dienst beschoten door de separatisten, ook is hij aangevallen met een mes en er is tweemaal geprobeerd om hem te ontvoeren. Bij het doen van aangifte tegen deze problemen bij de lokale politie, heeft eiser een opname gemaakt van het gesprek. Een politieagent in burger heeft eiser vervolgens
ontvoerd naar een bos en daar is hij mishandeld. De politieagent heeft de opname van het gesprek gewist en de huissleutel van eiser gestolen, waarbij geld en documenten uit zijn huis zijn meegenomen. Later in de huidige procedure heeft eiser verklaard dat hij negatief is bejegend door de lokale politie, omdat eiser biseksueel is en de politie op de hoogte was geraakt van de beschuldigingen over zijn geaardheid.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Biseksualiteit.
3. Toedichting homoseksualiteit door familie, politie en buren.
4. Niet meewerken aan corruptie en ontslagname.
5. Aangifte in 2013 van corruptie.
6. Aanval in 2013 vanwege aangifte van corruptie.
7. Aangifte aanval.
8. Kritiek leveren op sociale media over Russische inmenging in Oekraïne.
9. Protesteren Maidanplein 2014.
10. Vrijwillig bevoorraden Oekraïense troepen oostfront.
11. Problemen met separatisten (o.a. aanval met mes en ontvoeringspoging in Lviv).
12. Problemen met de politie.
Verweerder acht elementen 1 en 3 tot en met 12 geloofwaardig. Element 2 wordt niet geloofwaardig geacht, omdat eiser niet over zijn biseksualiteit wilde verklaren en hij daardoor zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat dit wel wordt toegedicht, betekent niet dat eiser ook werkelijk biseksueel is. Verder overweegt verweerder dat eiser er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat Oekraïne in zijn specifieke geval niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Ten eerste is, voor wat betreft element 3, gebleken dat eiser daarvan problemen heeft ondervonden, maar niet dat eiser geen bescherming van de hogere autoriteiten heeft kunnen krijgen tegen de gedragingen van de lokale politie. Daarnaast is, ten aanzien van elementen 4 tot en met 7, niet gebleken dat eiser om deze gebeurtenissen nog heeft te vrezen, omdat een verband tussen de problemen volgens verweerder niet voor de hand ligt. De problemen met de Oekraïense autoriteiten staan namelijk los staan van de problemen met de Russische separatisten. Tot slot mag van eiser worden verwacht dat hij voor de problemen onder elementen 11 en 12 zich wendt tot de hogere autoriteiten voor bescherming. Uit openbare bronnen blijkt dat de autoriteiten bereid zijn om daadwerkelijk bescherming te bieden. Dit kan anders zijn voor lhbti’ers, maar eiser wordt niet als zodanig aangemerkt. Dat de homoseksualiteit van eiser zou worden toegedicht door de lokale politie, doet hier niet aan af. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos was. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Biseksualiteit
4. Eiser voert aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met werkinstructie 2019/17 door niet alle thema's neergelegd in paragraaf 2 daarvan in het gehoor naar voren te brengen en, voor zover eiser hier geen antwoord op wilde geven, te vragen waarom hij dat niet kon.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met werkinstructie
2019/17 die ziet op het horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Ter zitting heeft verweerder erkend dat niet alle thema’s aan bod zijn gekomen in het gehoor. Dat dit komt omdat eiser heeft aangegeven niet over zijn biseksualiteit te kunnen praten, volgt de rechtbank niet. Het ligt volgens de werkinstructie namelijk op de weg van verweerder om, indien een vreemdeling aangeeft niet over zijn of haar geaardheid te kunnen verklaren, door te vragen waarom hij of zij dit niet kan. Dit heeft verweerder nagelaten. Ook heeft hij hierdoor niet alle van belang zijnde thema’s in onderlinge samenhang in zijn beoordeling kunnen betrekken. Dit levert een
zorgvuldigheidsgebrek op. Verweerder heeft als gevolg hiervan ten onrechte de biseksualiteit van eiser ongeloofwaardig gevonden. De beroepsgrond slaagt.
6. Aangezien het geconstateerde gebrek relevant is voor de verdere besluitvorming van verweerder, zal de rechtbank hierna eerst de andere door eiser aangevoerde punten bespreken en in de conclusie ingaan op de gevolgen van het niet zorgvuldig uitgevoerde onderzoek.
Het wenden tot de hogere autoriteiten
7. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet wordt aangemerkt als lhbti'er en hij zich daarom wel kan wenden tot de autoriteiten voor bescherming. Verweerder heeft immers de toedichting van de homoseksualiteit van eiser door de lokale autoriteiten aangenomen en eiser wordt als zodanig beschouwd. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat ondanks dat homoseksualiteit aan eiser wordt toegedicht, hij nog wel bescherming kan vragen van de politie voor de problemen die hij heeft ondervonden met de separatisten. Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk dat de politie hem niet heeft willen helpen met zijn problemen met de separatisten, maar ook dat de politie hem heeft vervolgd door hem te hebben ontvoerd en mishandeld. Eiser heeft daarbij aangegeven dat hij onheus in bejegend door politie als gevolg zijn van geaardheid. Daarbij heeft eiser verklaard geen bescherming te kunnen krijgen van de hogere autoriteiten, gelet op de bedreiging van de politie dat hij in dat geval wordt gearresteerd voor een gefingeerde aanklacht. Hij is daarom te beschouwen als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser, omdat hij door verweerder niet wordt aangemerkt als lhbti’er, zich kan wenden tot de hogere autoriteiten. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen, heeft verweerder aan hand van het gehoor ten onrechte de biseksualiteit van eiser ongeloofwaardig gevonden.
9. De rechtbank beoordeelt vervolgens in hoeverre de vaststelling dat eiser door verweerder niet wordt aangemerkt als lhbti’er doorwerkt in de vraag of eiser bescherming heeft kunnen vragen van de hogere autoriteiten.
10. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onjuist gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij zich voor zijn problemen met de lokale politie en met de separatisten niet heeft gewend tot de hogere autoriteiten voor bescherming. Verweerder heeft zich daarbij ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit het gehoor niet blijkt dat eiser heeft te vrezen voor de lokale politie. De rechtbank acht in dit kader van belang dat eiser heeft verklaard dat hij niet vreest gedood te worden door de lokale politie, maar wel dat hij vreest bestraft te worden of dat hij het land niet mag verlaten. Daarnaast heeft eiser verklaard door
de lokale politie te zijn ontvoerd, mishandeld en bedreigd. Verder heeft eiser verklaard driemaal aangifte te hebben gedaan wegens zijn problemen met de Russische separatisten, maar dat deze aangiftes nooit zijn afgehandeld. Deze gebeurtenissen zijn mede gerelateerd aan de toedichting van de homoseksualiteit van eiser door de lokale politie en worden ook geloofwaardig geacht door verweerder. Aangezien verweerder de toedichting van de homoseksualiteit van eiser wel geloofwaardig acht, heeft verweerder ten onrechte geen waarde gehecht aan de Country Policy and Information Note van juli 20171 waarin specifiek wordt ingegaan op de positie van lhbti’s in Oekraïne en waaruit blijkt dat een lhbti’er die vreest voor vervolging of ernstige schade door de staat geen bescherming krijgt van de staat. Verder kan de rechtbank verweerder niet volgen in zijn redenering dat, ondanks de geloofwaardig bevonden toedichting en de daardoor ondervonden problemen met de lokale politie, wel van eiser wordt verwacht dat hij zich tot de hogere autoriteiten wendt, omdat verweerder niet aanneemt dat hij biseksueel is en hij op grond daarvan geen problemen zal ondervinden met de staat. Verweerder verwijst hiervoor naar de Country Policy and Information Note van mei 20192, waaruit blijkt dat de Oekraïense staat in het algemeen effectieve bescherming biedt aan haar burgers. De rechtbank acht de lezing van verweerder dat “de staat” ziet op de hogere autoriteiten van het land en dus niet op de lokale politie, niet begrijpelijk en concludeert dat daar ook de lokale politie mee wordt bedoeld. De rechtbank stelt vast dat eiser meerdere keren bescherming heeft geprobeerd te zoeken bij de lokale politie, maar dat dit niet tot enig resultaat heeft geleid. Waarom eiser geen bescherming heeft gezocht bij de hogere autoriteiten, wordt door eiser onderbouwd met zijn verklaring dat het OM, de hoogste instantie belast met strafrechtelijk onderzoek, zijn politieonderzoeken heeft gesloten dan wel heeft doen sluiten en hij daarnaast is bedreigd door de lokale politie met een valse aanklacht indien hij een klacht tegen hen zou indienen. Verder acht de rechtbank de verwevenheid tussen de elementen van belang, omdat de ervaringen met de politie en het OM naar aanleiding van het melden van de corruptie als
ook de problemen met de politie nadat hij aangiftes had gedaan tegen de separatisten van invloed zijn geweest op de verwachtingen van eiser over het optreden van de politie en het OM. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
11. Het beroep is gegrond. Het besluit is voor wat betreft de beoordeling van het element biseksualiteit en voor de beantwoording van de vraag of Oekraïne voor eiser een veilig land van herkomst is, in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit in zoverre. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in te zaak te voorzien, omdat de rechtbank verweerder opdraagt om opnieuw een gehoor te laten plaatsvinden dat ziet op element 2, met inachtneming van hetgeen door de rechtbank is overwogen onder rechtsoverweging 5. Daarbij draagt de rechtbank verweerder op om ook rekening te houden met het FMMU-rapport van 8 september 2020 en de medische omstandigheden van eiser, aangezien zich in het dossier stukken bevinden waaruit blijkt dat eiser is gediagnostiseerd met PTSS en lijdt aan depressieve klachten. Het is vervolgens aan verweerder om opnieuw te beoordelen of, gelet op dat wat is overwogen in rechtsoverweging 10, aan eiser mag worden tegengeworpen dat hij zich niet tot de hogere autoriteiten heeft gewend voor bescherming, bijvoorbeeld door een klacht in te dienen bij de Commissioner for Human Rights of de klachtenprocedure te doorlopen over het optreden
1. Country Policy and Information Note Ukraine: Sexual orientation and gender identity, UK Home Office, juli 2017.
2 Country Policy and Information Note Ukraine: Actors of protection, UK Home Office, mei 2019.
van de politie of het OM. Verweerder moet binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit nemen.
12. Nu het beroep gegrond is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank het treffen van een voorlopige voorziening niet meer noodzakelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de beoordeling van het tweede element en op de beoordeling of Oekraïne voor eiser een veilig land van herkomst is;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken op deze twee punten opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.