In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1986, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van bedreigingen door zijn buurman en een cult waar hij niet bij wilde horen. De eiser verklaarde dat hij in een conflict met zijn buurman was verwikkeld, wat leidde tot de dood van de buurman, en dat hij nu door de politie en de cult werd gezocht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat het asielrelaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser summiere en tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de cult en het fatale incident met de buurman. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als vluchteling kon worden aangemerkt volgens het Verdrag, en dat hij bij uitzetting niet het risico liep op ernstige schade. De rechtbank vond dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had waarom het asielrelaas niet geloofwaardig was en dat de aanvraag terecht was afgewezen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.