ECLI:NL:RBDHA:2021:16963
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij haar partner, referent, in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste. Verweerder stelde dat referent niet voldoende en duurzaam over middelen van bestaan beschikte, mede door inconsistenties in de door hem overgelegde gegevens over zijn dienstverband bij een koeriersbedrijf. Eiseres voerde aan dat referent wel degelijk voldeed aan het middelenvereiste en dat de inconsistenties het gevolg waren van administratieve fouten van de werkgever.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 8 november 2021, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiseres niet had aangetoond dat aan het middelenvereiste werd voldaan. De rechtbank concludeerde dat referent niet aannemelijk had gemaakt dat hij nog in dienst was bij het koeriersbedrijf en dat de overgelegde gegevens inconsistent waren. Daarnaast werd ook de vraag of er sprake was van gezinsleven tussen referent en zijn minderjarige kinderen besproken. De rechtbank oordeelde dat referent niet voldoende had onderbouwd dat er daadwerkelijk invulling werd gegeven aan de omgangsregeling met zijn kinderen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een mvv in stand bleef. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.