ECLI:NL:RBDHA:2021:16969
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van een Iraakse vreemdeling die zich heeft bekeerd tot het christendom en vrees heeft voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Iraakse vreemdeling, eiser, die een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser, geboren in 1989, heeft in zijn aanvraag gesteld dat hij niet kan terugkeren naar Irak omdat hij is verstoten door zijn familie en vreest voor vervolging vanwege zijn bekering tot het christendom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvraag van eiser in 2015 was afgewezen en dat zijn beroep tegen deze afwijzing in 2017 ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de opvolgende aanvraag van eiser, ingediend op 19 december 2019, als kennelijk ongegrond afgewezen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn PTSS niet meer gehouden kan worden aan zijn eerdere, ongeloofwaardige verklaringen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn medische toestand invloed heeft gehad op zijn vermogen om waarheidsgetrouwe verklaringen af te leggen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de bekering van eiser tot het christendom niet geloofwaardig is, omdat hij niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ontwikkeling en de redenen voor zijn bekering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn afstand van de islam en zijn bekering tot het christendom.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.