ECLI:NL:RBDHA:2021:17014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
Nl21.11923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de verzoeker, geboren in 1986 en van Poolse nationaliteit, heeft de voorzieningenrechter op 23 december 2021 uitspraak gedaan. De verzoeker had een voorlopige voorziening aangevraagd na het bestreden besluit van 30 juni 2021, waarin zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 18 januari 2021 ongegrond was verklaard. In het primaire besluit werd vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht.

De voorzieningenrechter heeft op 22 november 2021 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verzoeker vroeg om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen op basis van zijn verklaring dat hij geen inkomen of vermogen had.

Echter, in een andere uitspraak, zaaknummer NL21.11922, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. S. Sari, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11923

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1986, van Poolse nationaliteit,verzoeker
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. Remerie).

Procesverloop

In het besluit van 18 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
In het besluit van 30 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL21.11922, op 22 november 2021 op zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. Ter
onderbouwing heeft eiser een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij geen inkomen en vermogen heeft. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.11922, heeft de rechtbank het beroep
ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
23 december 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.