ECLI:NL:RBDHA:2021:17015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake intrekking machtiging tot voorlopig verblijf na inreis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Braziliaanse nationaliteit, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid'. Deze aanvraag werd echter ingetrokken nadat de referente, met wie eiser een relatie had, op 5 maart 2020 had aangegeven dat de relatie was beëindigd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de intrekking van de mvv.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 maart 2020 Nederland is ingereisd en dat hij derhalve geen procesbelang meer heeft bij een beslissing op zijn aanvraag voor een mvv of op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelt dat eiser met deze procedure niet in een gunstigere positie kan komen, aangezien hij reeds in Nederland verblijft. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Gena, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.