Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Guinese nationaliteit te hebben. Hij heeft verschillende psychische problemen. Er is sprake van PTSS met hallucinaties met psychische klachten en een depressieve stoornis. Ook heeft hij last van suïcidale gedachten, angstgevoelens en is sprake van zwakbegaafdheid. Hij is hiervoor onder behandeling en gebruikt medicatie. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend, die is afgewezen. Nu heeft hij een aanvraag tot uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ingediend, omdat hij meent dat terugkeer naar Guinee vanwege zijn problematiek zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
2. Verweerder heeft de aanvraag tot uitstel van vertrek afgewezen, en dit besluit in bezwaar gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder zich daarbij gebaseerd op de adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 3 mei 2019 en 19 september 2019. Volgens verweerder wordt er bij het uitblijven van een behandeling in Guinee een medische noodsituatie op korte termijn verwacht. De noodzakelijke behandeling is echter in Guinee aanwezig. Niet gebleken is dat deze zorg voor eiser niet toegankelijk is. Verweerder kan de feitelijke toegankelijkheid alleen toetsen in de situatie dat de identiteit van de aanvrager is aangetoond, en dat heeft eiser niet gedaan. Ook heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij niet aan identiteitsdocumenten kan komen. Verder stelt verweerder dat eiser in staat is om te reizen onder begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige, en als er een fysieke overdracht plaatsvindt aan de psychiater in Guinee.
3. In beroep is op 31 december 2020 een nieuw BMA-advies uitgebracht, en op 26 april 2021 nog een aanvullend advies vanwege nadere vragen. Naar aanleiding hiervan blijft verweerder zich op het standpunt stellen dat de noodzakelijke behandeling voor eiser in Guinee aanwezig is. Uit het BMA-advies volgt dat eiser mantelzorg nodig heeft, maar ook dat hij dit in de vorm van professionele zorg in Guinee kan ontvangen. Deze zorg kan volgens verweerder op het moment van de fysieke overdracht geregeld worden. Verder blijft verweerder bij zijn standpunt dat de feitelijke toegankelijkheid van de zorg niet kan worden getoetst, omdat eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond. Ook wijst verweerder er op dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen sociaal netwerk in Guinee heeft.
4. Dit beroep loopt al lange tijd en door beide partijen zijn diverse standpunten ingenomen. Een aantal onderwerpen staat niet langer ter discussie. Zo zijn partijen het erover eens dat het medicijn Haloperidol dat in Guinee aanwezig is, een geschikt alternatief is voor eiser voor het medicijn Zuclopentixol dat hij in Nederland gebruikt. Ook is niet langer in geschil dat eiser voor zijn reis naar Guinee een fysieke overdracht nodig heeft.
Uitspraak voorzieningenrechter
5. Eiser voert allereerst aan dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juni 2018. De voorzieningenrechter heeft in die uitspraak overwogen dat het medicijn Quetiapine, dat volgens het BMA-advies van 3 augustus 2017 onderdeel uitmaakt van de noodzakelijke behandeling van eiser die in Guinee aanwezig is, volgens een aanvullend advies van 15 januari 2018 niet meer beschikbaar is in Guinee. Volgens eiser heeft deze uitspraak tot gevolg dat verweerder het bezwaar gegrond had moeten verklaren en aan eiser in ieder geval uitstel van vertrek had moeten verlenen vanaf de datum van de aanvraag tot 3 mei 2019, te weten de datum waarop het BMA heeft geadviseerd over een gewijzigde medicamenteuze behandeling. Gedurende deze periode voldeed eiser namelijk aan de voorwaarden voor artikel 64 van de Vw.
6. De rechtbank volgt eisers standpunt in dit verband niet. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het primaire besluit op dat moment niet in stand kon blijven, omdat het medicijn Quetiapine, dat onderdeel uitmaakte van de noodzakelijke medische behandeling voor eiser, niet in Guinee beschikbaar was. Om die reden oordeelde de voorzieningenrechter dat het bezwaar een redelijke kans van slagen had en wees hij de voorlopige voorziening toe. Omdat in bezwaar een volledige heroverweging plaatsvindt, kreeg verweerder de gelegenheid een nieuw BMA-advies aanvragen. Uit dat advies kon vervolgens worden afgeleid dat de noodzakelijke behandeling wél in Guinee aanwezig was. Verweerder heeft het bezwaar onder verwijzing naar het nieuwe BMA-advies ongegrond kunnen verklaren. Omdat in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging wordt gemaakt en er een ex nunc beoordeling plaatsvindt, kan de rechtbank eiser niet volgen dat hem uitstel van vertrek had moeten worden verleend voor de periode van de aanvraag tot 3 mei 2019. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Voordat op de beroepsgronden van eiser wordt ingegaan acht de rechtbank het van belang om de psychische problematiek van eiser te benadrukken. Bij eiser is sprake van PTSS met hallucinaties, met psychotische klachten en een depressieve stoornis. Er bestaat bij eiser een lage intelligentie en een beperkt cognitief vermogen. Er is verder sprake van piekeren, problemen met slapen, nachtmerries, herbelevingen en concentratieproblemen. Ook heeft eiser angstklachten en vertrouwt hij niemand. In het bijzonder heeft hij angst voor de autoriteiten. Verder heeft hij suïcidale gedachtes. Eiser wordt behandeld door een psychiater en psycholoog. Deze behandeling is gericht op stabilisatie van de psychische toestand en bestaat uit medicatie, activering en ondersteunende sociaalpsychiatrische gesprekken. Ook is behandeling ingezet om de dagstructuur, namelijk de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en bijzondere dagelijkse levensverrichtingen (BDL), te verbeteren. Verder gebruikt eiser een aantal medicijnen. Hij krijgt bij het innemen van deze medicijnen ondersteuning door mantelzorg. De behandelaars van eiser stellen zich op het standpunt dat eiser niet in staat is zelfstandig zijn medicatie adequaat in te nemen. Ook is hij vanwege zijn problematiek waarschijnlijk niet in staat om zelfstandig hulp en voortzetting van medicatie te regelen, en om woonruimte te regelen.Volgens de behandelaars is de situatie van eiser sinds de coronapandemie verslechterd. Hij heeft meer last van depressieve klachten en suïcidale gevoelens.Als behandeling uitblijft kunnen de psychische klachten van eiser toenemen en kan hij een psychose krijgen. Tijdens een psychose kan iemand onvoorspelbaar gedrag vertonen en een gevaar voor zichzelf en anderen vormen. De rechtbank concludeert dat eiser veel en ernstige psychische klachten heeft en om die reden erg kwetsbaar is. Vanuit dit gegeven moeten de volgende gronden worden bezien.
Effectiviteit behandeling
8. Eiser betoogt dat onvoldoende vaststaat dat de behandeling die het BMA voorstelt, voldoende effectief is om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen. Mantelzorg is voor eiser noodzakelijk, onder meer om ervoor te zorgen dat hij zijn medicatie inneemt en voor de ADL en BDL. Maar mantelzorg is niet aanwezig in Guinee. Er is wel professionele zorg aanwezig in ziekenhuis CHU Donka, maar deze zorg moet door familieleden worden aangevraagd. Eiser heeft geen familieleden meer in Guinee. Eiser stelt dat de beschikbare mantelzorg of de professionele zorg niet wordt geregeld bij de fysieke overdracht die bij de reis naar Guinee noodzakelijk is. Bij deze fysieke overdracht wordt enkel beoordeeld of iemand naar aanleiding van de reis een opname nodig heeft. Er wordt niet verder gekeken wat iemand nodig heeft. Verder wijst eiser er op dat hij is aangemeld voor een iMMO onderzoek, omdat is gebleken dat hij niet eerder heeft kunnen verklaren over traumatiserende gebeurtenissen in Guinee. Bij deze gebeurtenissen en het ontstane wantrouwen van eiser in de Guinese autoriteiten is ook het CHU Donka in negatieve zin betrokken. De uitkomst van dit onderzoek acht eiser van belang in verband met dit beroep, omdat er oorzaken van zijn trauma’s kunnen worden gevonden die kunnen zorgen voor gerede twijfel over de effectiviteit van de behandeling. Eiser stelt zich dan ook op het standpunt dat het voor dit beroep van belang is dat het iMMO-rapport wordt afgewacht. Eiser vraagt hiertoe subsidiair om aanhouding van de beroepsprocedure. Primair verzoekt eiser om het beroep om andere redenen gegrond te verklaren.
9. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd, meer specifiek het nog te verrichten iMMO onderzoek, geen aanleiding om het beroep aan te houden. De rechtbank begrijpt de zorgen die eiser heeft bij de gestelde rol van de instelling CHU Donka in Guinee in het iMMO-rapport. In dit rapport kan duidelijkheid worden gegeven over de vraag of de noodzakelijke behandeling van eiser wel kan plaatsvinden in deze instelling gelet op eventuele negatieve betrokkenheid daarvan bij de trauma’s van eiser. Dit zou van belang kunnen zijn voor de effectiviteit voor de behandeling, aangezien dit volgens het BMA-rapport de enige instelling is waar de voor eiser benodigde behandeling beschikbaar is. De rechtbank ziet echter aanleiding om het beroep van eiser om andere redenen gegrond te verklaren, zodat zij thans niet toekomt aan een oordeel over het subsidiaire standpunt van eiser. De rechtbank zal bespreken om welke reden zij tot een gegrond beroep komt.
Feitelijke toegankelijkheid
10. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft getoetst of de zorg in Guinee feitelijk toegankelijk is voor eiser. Volgens eiser is de enkele reden dat hij geen identiteitsdocumenten heeft overgelegd onvoldoende om dit niet te toetsen, omdat het ontbreken van documenten hem niet kan worden aangerekend. Er is sprake van bewijsnood. Eiser had in Guinee geen identiteitsdocumenten omdat hij toen minderjarig was. Ook is het voor eiser niet mogelijk om aan documenten te komen. Eiser heeft geen contact met zijn familie. Hij heeft met behulp van het Rode Kruis contact met zijn familie proberen te leggen, maar dit is niet gelukt. Ook is het voor eiser niet mogelijk om in persoon gepresenteerd te worden aan de Guinese ambassade, omdat er volgens zijn behandelend artsen hierbij een risico is op psychische decompensatie. Om die reden is eiser schriftelijk gepresenteerd, maar hierop is geen reactie gekomen. Verder wijst eiser er op dat zijn identiteit en nationaliteit in de asielprocedure geloofwaardig zijn geacht. Gelet op al deze omstandigheden vindt eiser dat moet worden geconcludeerd dat hij er alles aan heeft gedaan wat redelijkerwijs verwacht mocht worden om zijn identiteit aan te tonen en dat verweerder de feitelijke toegankelijkheid van de zorg in Guinee dient te toetsen. Volgens eiser is de zorg in Guinee niet feitelijk voor hem toegankelijk omdat hij de kosten van deze zorg niet kan dragen, en hij geen familieleden of ander sociaal netwerk in Guinee heeft. Hierbij speelt ook mee dat de professionele zorg die hij nodig heeft volgens het BMA-advies door zijn familieleden moet worden aangevraagd.
11. Verweerder stelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser moeten zijn aangetoond, omdat het anders niet mogelijk is om de feitelijke toegankelijkheid te toetsen. Volgens verweerder heeft hij dit niet aangetoond, omdat hij hiertoe geen originele documenten heeft overgelegd. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert. Niet is gebleken dat eiser hiervoor de autoriteiten heeft aangeschreven. Verweerder erkent dat eiser hierbij moeilijkheden kan ondervinden vanwege zijn problematiek, maar vindt dat eiser hierbij hulp van anderen kan inroepen.
12. Op grond van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) rust de bewijslast dat de vreemdeling geen toegang zal hebben tot de benodigde medische zorg op de vreemdeling. Ook geldt dat hij in beginsel niet aannemelijk kan maken dat deze zorg voor hem niet toegankelijk is als hij zijn identiteit en nationaliteit niet met originele documenten heeft aangetoond. De IND kan een aanvraag tot uitstel van vertrek afwijzen als wegens het ontbreken van documenten niet beoordeeld kan worden of de medische behandeling in het land van herkomst niet toegankelijk is. Wel geldt dat het ontbreken van documenten de vreemdeling niet valt toe te rekenen als hij heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is niet in het bezit kan worden gesteld van een geldig document of als hij heeft aangetoond dat de enige mogelijkheid voor de afgifte van dit document vereist dat hij in persoon terugkeert naar het land van herkomst.De rechtbank leidt uit deze beleidsregels af dat de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit
in beginselmet originele documenten moet aantonen, en dat verweerder een aanvraag om uitstel van vertrek
kanafwijzen als door het ontbreken van documenten de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijk zorg niet kan worden beoordeeld. De rechtbank leidt er niet uit af dat verweerder de feitelijke toegankelijkheid nooit toetst als geen originele identificerende documenten zijn overgelegd. Er is dus ruimte voor verweerder om de feitelijke toegankelijkheid te toetsen, ook als geen originele identificerende documenten zijn overgelegd.
13. De rechtbank overweegt dat eiser op zestienjarige leeftijd naar Nederland is gevlucht zonder in het bezit te zijn van identificerende documenten. In de asielprocedure heeft verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser aannemelijk geacht, ondanks het ontbreken van deze documenten. In het besluit waarbij dit aannemelijk is geacht, is overwogen dat volgens informatie van het ambtsbericht een identiteitskaart in Guinee pas vanaf de leeftijd van 18 jaar kan worden aangevraagd. Eiser heeft onweersproken gesteld dat hij in Nederland een aantal acties heeft ondernomen om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Hij heeft met behulp van het Rode Kruis contact proberen te zoeken met zijn familieleden. Dat is niet gelukt. Vervolgens wilde eiser zich met behulp van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) laten presenteren voor de Guinese ambassade. Hij had hiervoor een afspraak staan op 27 februari 2020. Voor deze presentatie was echter een medische contra-indicatie. Dit is door eiser onderbouwd door een verklaring van de psycholoog en psychiater van eiser. Hierin is onder meer toegelicht dat in de beleving van eiser het verschijnen in de ambassade ongeveer gelijk staat aan zich overleveren aan zijn familie om op gruwelijke wijze vermoord te worden. De angst loopt bij eiser op dit moment zo hoog op dat hij suïcide als enige uitweg ziet als hij naar de ambassade wordt gestuurd. Vanuit medisch oogpunt kunnen de behandelaren de veiligheid van eiser niet garanderen als hij zich bij de ambassade moet presenteren.Vervolgens heeft DT&V voorgesteld om eiser schriftelijk aan de Guinese ambassade te presenteren. Op 20 augustus 2020 heeft deze schriftelijke presentatie door eiser plaatsgevonden en is deze in behandeling genomen. Op 7 oktober 2021 heeft het laatste schriftelijke rappel plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze specifieke omstandigheden van het geval niet anders kan worden geconcludeerd dan dat eiser hiermee alles heeft gedaan wat in deze situatie van hem verwacht mocht worden. De rechtbank volgt eiser in het standpunt dat het zich wenden tot de DT&V de geëigende weg is om te pogen de identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken. Eiser heeft binnen zijn mogelijkheden hieraan volledige medewerking verleend, maar dat heeft (nog) niet geleid tot een reactie. Eiser kan niet worden tegengeworpen dat er nu ruim een jaar later nog geen uitkomst is van zijn schriftelijke presentatie. Mede gelet op de kwetsbaarheid en psychische problematiek van eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder op dit moment niet meer van eiser kan en mag verwachten om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Ook wijst de rechtbank er op dat het vanwege de medische en psychische situatie van eiser, waarbij het niet beschikbaar zijn van de noodzakelijke behandeling kan zorgen voor een psychose en waarbij de aanwezigheid van een netwerk in Guinee belangrijk is, extra zorgvuldig moet worden gekeken of eiser daadwerkelijk voor zijn problematiek behandeld kan worden in Guinee. De rechtbank concludeert dat verweerder in de afwezigheid van identiteitsdocumenten geen reden heeft mogen zien om de feitelijke toegankelijkheid van de zorg niet te toetsen. Deze feitelijke toegankelijkheid kan ook worden getoetst als verweerder uitgaat van de identiteit en nationaliteit waar in de asielprocedure ook van is uitgegaan. De beroepsgrond van eiser slaagt.
14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien omdat het aan verweerder is om de feitelijke toegankelijkheid van de zorg te onderzoeken en de rechtbank daar onvoldoende informatie over heeft. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een nieuw besluit moet nemen.
15. In het nieuwe besluit moet verweerder de feitelijke toegankelijkheid van de zorg toetsen. Verweerder dient hierbij uit te gaan van de identiteit die in de asielprocedure geloofwaardig is geacht. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat het rapport van iMMO wordt meegenomen in het nieuwe besluit, en specifiek in de beoordeling of er sprake is van een effectieve behandeling in Guinee. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting toegelicht dat het rapport over 3 maanden verwacht wordt. Gelet op die termijn, en de tijd die inmiddels sinds de zitting is verstreken, bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen 16 weken een nieuw besluit moet nemen.
16. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen. De in bezwaar getroffen voorlopige voorziening geldt weer.
17. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de eerste zitting, 0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen na de eerste zitting en 1 punt voor de tweede zitting, met een waarde per punt van € 748,-). Toegekend wordt € 2.618,-. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.
18. De voorzieningenrechter ziet gelet op hetgeen in de hoofdzaak is overwogen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De voorzieningenrechter stelt de kosten op grond van het Bpb op € 748,- (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden.