ECLI:NL:RBDHA:2021:17056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
NL21.5593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag. De verzoeker had op 13 april 2021 beroep ingesteld, maar na een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 mei 2021 om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willigen, trok hij het beroep in. De verzoeker vroeg de rechtbank om de verweerder te veroordelen in de proceskosten, maar de verweerder weigerde dit. De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kon worden beoordeeld.

De rechtbank overwoog dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking was getreden, van toepassing was op de zaak. Deze wet maakte het onmogelijk om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat het beroep van verzoeker onder de reikwijdte van deze wet viel, waardoor er geen mogelijkheid bestond om de verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de verweerder te veroordelen in de gemaakte kosten, gezien de omstandigheden van de zaak.

De uitspraak werd gedaan door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier M. Bos, en werd op dezelfde dag bekendgemaakt. De verzoeker werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5593
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Engelbertink), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Op 13 april 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 19 mei 2021 heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op 2 juni 2021 aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Op 19 mei 2021 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op de asielaanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder feitelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog op zijn aanvraag te beslissen, dat verzoeker om die reden het beroep heeft ingetrokken en dat verzoeker proceskosten heeft gemaakt. Niettemin bestaat er geen aanleiding verweerder in die proceskosten te veroordelen. Hiertoe is het volgende van belang.
5. Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) in werking getreden. De Tijdelijke wet regelt dat het niet meer mogelijk is om dwangsommen te verbeuren of beroepen tegen het niet tijdig beslissen in te dienen.
6. Het beroep is ingediend op 13 april 2021. Dat betekent dat het beroep moet worden getoetst aan de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet) die toen van toepassing was. De kern van de Tijdelijke wet is dat de wetgever het onmogelijk heeft gemaakt beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. Artikel 1 van de Tijdelijke wet regelt namelijk dat artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb voor een periode van een jaar niet van toepassing is op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 2000. De wetgever heeft uit een oogpunt van efficiëntie gekozen voor het afwijken van het algemeen bestuursrechtelijke systeem van dwangsommen (Kamerstukken II 2019/20, 35 476, nr. 3).
7. Dit betekent dat er in gevallen die onder de wet vallen vanaf 10 juli 2020 tijdelijk (voor een periode van een jaar) geen mogelijkheid meer bestond voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag voor bepaalde tijd en dat verweerder geen dwangsommen meer verschuldigd is voor het te laat beslissen op deze aanvragen.
8. De rechtbank stelt vast dat verzoeker een aanvraag heeft gedaan als bedoeld in de Tijdelijke wet. De hoofdregel is van toepassing en het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag van verzoeker valt onder de reikwijdte van artikel 1 van de Tijdelijke wet. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 12 mei 20211, heeft overwogen heeft de wetgever met de Tijdelijke wet een bewuste keuze gemaakt. De kern is dat de wetgever het onmogelijk heeft gemaakt beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. Nu het niet mogelijk is beroep in stellen is de rechtbank van oordeel dat er onder die omstandigheid geen aanleiding bestaat verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
9. Het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
En zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
03 november 2021

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.