ECLI:NL:RBDHA:2021:17101

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
AWB 20/1251-T2
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging termijn voor herstel gebreken in vreemdelingenrechtelijke procedure

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze uitspraak betreft een verzoek van verweerder om de termijn voor het herstellen van gebreken te verlengen. Eerder had de rechtbank in een tussenuitspraak van 15 oktober 2020 verweerder de gelegenheid gegeven om binnen zes weken de gebreken te herstellen. Deze termijn werd later verlengd tot zes maanden na de eerste tussenuitspraak. Verweerder verzocht op 19 april 2021 om een verdere verlenging van zes maanden, onder verwijzing naar uitzonderlijke omstandigheden door de coronapandemie, die het uitvoeren van DNA-onderzoek bemoeilijkten.

De rechtbank heeft het verzoek om verlenging van de termijn beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het verzoek voldoende gemotiveerd was, gezien de bijzondere omstandigheden rondom het coronavirus. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie en de totstandkomingsgeschiedenis van de wetgeving. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de termijn voor het herstel van de gebreken met zes maanden te verlengen, tot 19 oktober 2021. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in de zaak.

De uitspraak is openbaar gemaakt en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel tegelijkertijd met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1251-T2

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Metselaar).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 15 oktober 2020 met zaaknummer AWB 20/1251-T (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
De uitspraak is op 19 oktober 2020 aan de partijen verzonden.
Bij tussenuitspraak van 10 november 2020 met zaaknummer AWB 20/1251-T1 (de tweede tussenuitspraak) heeft de rechtbank de termijn waarbinnen verweerder de gelegenheid wordt geboden het gebrek te herstellen verlengd. De rechtbank heeft besloten dat verweerder zes maanden na verzending van de eerste tussenuitspraak de tijd krijgt het gebrek te herstellen.
Verweerder heeft op 19 april 2021 de rechtbank verzocht de termijn met zes maanden te verlengen.
Eiseres heeft hier op gereageerd.

Overwegingen

1. Verweerder heeft een verzoek gedaan om de verleende termijn voor het herstellen van de gebreken te verlengen. De reden waarom verweerder de rechtbank om uitstel verzoekt is gelegen in uitzonderlijke omstandigheden rondom het coronavirus. Er heeft inmiddels een gehoor plaatsgevonden met zowel eiseres als referent. Het uitvoeren van DNA-onderzoek is echter nog niet mogelijk geweest. Op de ambassade in [plaats ] zelf is het niet mogelijk, en vanwege het coronavirus willen de medewerkers van de ambassade dit niet in het ziekenhuis plaats laten vinden. Uitwijken naar een ander land is vanwege het coronavirus niet mogelijk. De medewerkster kon geen indicatie geven over wanneer DNA-onderzoek wel weer mogelijk was. Verweerder verwacht dat de situatie de komende tijd wel zal verbeteren, en verzoekt daarom om uitstel van de termijn met zes maanden.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder binnen de termijn van zes maanden heeft verzocht om verlenging van de in de tweede tussenuitspraak genoemde termijn. Het verzoek is tijdig gedaan.
3. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).
4. De rechtbank acht het verzoek voldoende gemotiveerd en verlenging van de termijn gerechtvaardigd. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat zij bij beoordeling van het verzoek uitgaat van de situatie zoals deze was op het tijdstip van het verzoek, 19 april 2021. Het is algemeen bekend dat er door de situatie rondom het coronavirus processen vertraging kunnen oplopen, of zelfs (tijdelijk) geen doorgang kunnen vinden. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat er op dit moment geen onderzoeken worden uitgevoerd op de ambassade in [plaats ] , en dat het vanwege het coronavirus zeer moeilijk is om naar een ander land uit te wijken. De rechtbank gaat er wel van uit dat wanneer voor verweerder duidelijk zou worden dat er geen zicht op verbetering van de situatie in de ambassade van [plaats ] is, zij op zoek gaat naar andere mogelijkheden. De rechtbank verlengt de termijn, omdat het aanbieden van nader onderzoek zou kunnen bijdragen aan het herstellen van de gebreken.
5. De rechtbank beslist dat de termijn voor het herstel van de gebreken met zes maanden wordt verlengd. Dat betekent dat de termijn afloopt op 19 oktober 2021.
6. De rechtbank realiseert zich dat deze uitspraak heel laat op het verlengingsverzoek volgt. De rechtbank neemt echter aan dat de partijen er zonder tegenbericht van de rechtbank van uit zijn gegaan dat de verlenging werd toegewezen. De rechtbank veronderstelt daarom dat verweerder voor 19 oktober 2021 een terugkoppeling kan geven van het nadere onderzoek.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om uiterlijk 19 oktober 2021 de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, op 5 oktober 2021. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.