ECLI:NL:RBDHA:2021:17128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
NL21.247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres op grond van onvoldoende bewijs van vervolging door geheim genootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die beweert te zijn geboren op een onbekende datum en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, diende op 9 februari 2019 een asielaanvraag in Nederland in. Haar aanvraag werd afgewezen op 10 december 2020, omdat de staatssecretaris het relaas van de eiseres als ongegrond beschouwde. De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De eiseres stelde dat zij tussen 2014 en 2016 ernstig werd bedreigd door een geheim genootschap dat haar wilde dwingen om lid te worden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had vastgesteld dat de verklaringen van de eiseres over haar ervaringen met het genootschap summier en tegenstrijdig waren. De rechtbank vond dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar vrees voor vervolging te onderbouwen. Bovendien werd opgemerkt dat de eiseres niet had aangetoond dat zij niet in staat was om een coherent relaas af te leggen, ondanks haar claim dat zij een getraumatiseerd en laaggeletterd persoon was.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 november 2021, en er is een rechtsmiddel beschikbaar voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.247

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

mede namens haar minderjarige kind;
Emanuel Omorog Be
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

ProcesverloopBij besluit van 10 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Njie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Zij heeft op 9 februari 2019 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Op 6 maart 2019 is zij in het bezit gesteld van een verblijfsrecht op tijdelijk humanitaire gronden omdat zij als slachtoffer aangifte heeft gedaan van mensenhandel. Op 25 juni 2019 is dit verblijfsrecht ingetrokken omdat de Officier van Justitie op 23 april 2019 heeft besloten het strafrechtelijk opsporingsonderzoek naar het strafbare feit waarvan eiseres aangifte heeft gedaan te staken omdat Nederland geen rechtsmacht heeft. Aan haar asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij Nigeria met behulp van een reisagent is ontvlucht omdat zij tussen 2014 en 2016 ernstig is bedreigd door een geheim genootschap/bende die haar hebben willen dwingen om lid te worden. Daarbij is ze getuige geweest van tien incidenten waarbij mensen door de groep zijn vermoord.
2. Verweerder heeft vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres de volgende elementen bevat:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen met leden van het geheime genootschap;
- Represailles van de mensenhandelaars.
Verweerder heeft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig bevonden.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de problemen met het geheime genootschap niet geloofwaardig worden geacht, kortgezegd omdat zij summier en tegenstrijdig heeft verklaard over het genootschap en haar ervaringen met het genootschap. Verder is niet gebleken dat eiseres niet consistent zou kunnen verklaren.
Met betrekking tot het derde element heeft verweerder tegengeworpen dat in het relaas van eiseres het ontbreekt aan concrete aanknopingspunten waaruit geconcludeerd kan worden dat eiseres dient te vrezen voor wraakacties van reisagent Anita indien zij terugkeert naar haar land van herkomst.
3. Eiseres heeft aan haar beroepsgronden ten grondslag gelegd dat zij en verweerder het oneens zijn over de betekenis die moet worden toegekend aan de in de gehoren gebezigde term ‘geheim genootschap’. Zij heeft het over ‘cults’ of ‘cultist’, maar dat eerder gesproken moet worden van een (criminele) bende dan van een geheim genootschap. De terminologie en definitie die verweerder bezigt is evident onjuist voor de situatie van eiseres en wordt ten onrechte tegengeworpen. Met betrekking tot de bende stelt eiseres tevens dat zij genoeg heeft verklaard over de aard van de bende, en dat genoeg algemene informatie is overgelegd waaruit blijkt dat veel van deze bendes actief zijn. Tevens wordt bestreden dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over hetgeen haar aanvankelijk is verteld over de activiteiten van de bende.
Tot slot stelt eiseres dat verweerder rekening had moeten houden met de omstandigheid dat eiseres functioneert op een lager dan gemiddeld cognitief niveau, gelet op haar traumatische ervaringen en haar laaggeletterdheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres heeft gesteld een getraumatiseerd en laaggeletterd persoon te zijn waardoor zij lager dan gemiddeld cognitief functioneert, en dat het daarom op de weg van verweerder had gelegen om meer door te vragen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan heeft hij gehandeld in strijd met zijn samenwerkingsverplichting. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet met medische stukken of enigszins op andere wijze heeft onderbouwd dat gelet op haar situatie niet van eiseres verwacht mag worden dat zij een coherent relaas aflegt. Ook heeft eiseres in de gehoren geen aanwijzingen aangeduid waaruit kan worden afgeleid dat dit niet van haar kan worden verlangd, of dat verweerder zich niet aan zijn samenwerkingsverplichting heeft gehouden.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat niet kan worden ingezien dat eiseres tijdens het nader gehoor heeft verklaard over een criminele bende in plaats van een geheim genootschap. Daarbij heeft verweerder mogen meewegen dat eiseres heeft verklaard dat mensen haar wilden ‘initiëren’ in een geheim genootschap, [1] dat zij meerdere malen heeft verklaard dat het ging om een genootschap, [2] en dat zij ter illustratie ook voorbeelden heeft genoemd van Nigeriaanse geheime genootschappen zoals Eiye. [3] De stelling van eiseres dat het ging om een criminele bende en niet een genootschap heeft verweerder dan ook niet hoeven volgen.
6. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiseres summier heeft verklaard over de groep personen, of het nu een geheim genootschap of een criminele bende betrof. Zo heeft verweerder allereerst mogen tegenwerpen dat eiseres niet de naam van het genootschap heeft kunnen noemen. Dat eiseres de naam niet kon weten voordat zij geïnitieerd was kan daar niet aan af doen. Eiseres heeft immers verklaard dat zij voor een periode van twee jaar, tussen 2014 en 2016 door leden van deze groep is lastiggevallen. Van eiseres mag in een dermate lange periode worden verwacht dat zij allerminst heeft geprobeerd om iets te weten te komen van de groep die jarenlang heeft belaagd. De enige informatie dat de groep uit jonge mensen bestond en dat de leden gekleurde baretten droegen heeft verweerder als te summier mogen beschouwen. Ook heeft eiseres niet kunnen uitleggen waarom de groep haar dermate graag wilde rekruteren, tot zover dat ze overgingen tot extreem geweld om haar onder druk te zetten. In dat kader acht de rechtbank tot slot van belang dat eiseres wisselend heeft verklaard over het aantal geweldsincidenten waarvan zij getuige zou zijn geweest. Zo heeft eiseres aanvankelijk verklaard twee keer [4] te hebben gezien dat er mensen gedood werden, en later dat ze hier tien keer getuige van is geweest. [5]
6.1.
Dat uit algemene informatie zou blijken dat in Nigeria in het algemeen sprake is van een hoog geweldsniveau en veel bendegeweld betekent naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer dat eiseres heeft onderbouwd dat zij te maken heeft gehad met bendegeweld, of dat ze bij terugkeer naar haar land van herkomst een reëel risico loopt op een schending van haar mensenrechten. Met deze informatie in combinatie met hetgeen hierboven is door de rechtbank is overwogen, heeft eiseres immers niet aannemelijk gemaakt dat zij specifiek dient te vrezen voor vervolging door een geheim genootschap/criminele bende.
7. Met betrekking tot het derde element heeft eiseres geen beroepsgronden ingediend.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft tegengeworpen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.H. Mentink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 november 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor van 31 augustus 2020, pagina 4.
2.Rapport nader gehoor, pagina 4, 5, 6, 8 en 9.
3.Rapport nader gehoor, pagina 9.
4.Rapport nader gehoor, pagina 14.
5.Rapport nader gehoor, pagina 18.