ECLI:NL:RBDHA:2021:17158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL21.17421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige bekering en problemen met familie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2021, betreft het een asielaanvraag van een Gambiaanse eiser die stelt zich te hebben bekeerd tot de islam. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn bekering en de problemen die hij naar eigen zeggen heeft ondervonden, niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft op 8 oktober 2020 een nieuwe asielaanvraag ingediend, na eerder te zijn afgewezen omdat Italië verantwoordelijk was voor zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gebaseerd. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn bekering en de problemen die hij zegt te hebben ondervonden van zijn familie. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van mensenhandel en dat zijn verklaringen over de bekering en de gevolgen daarvan niet overtuigend zijn. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17421

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ), eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.M. Weteling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Saglik).

ProcesverloopBij besluit van 29 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1
Eiser is geboren op [datum] en heeft de Gambiaanse nationaliteit.
1.2
Op 21 augustus 2019 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 13 november 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Italië daarvoor verantwoordelijk was. Bij uitspraak van 10 februari 2020 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard [1] . Het ingestelde hoger beroep is door de Afdeling [2] op 25 maart 2020 ongegrond verklaard [3] .
1.3
Op 24 september 2020 heeft verweerder medegedeeld dat eiser niet tijdig is overgedragen aan de autoriteiten van Italië. Hierdoor is Nederland in beginsel verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser is in de gelegenheid gesteld om opnieuw een asielaanvraag in te dienen.
Waar gaat deze uitspraak over?
2.1
Eiser heeft op 8 oktober 2020 een nieuwe asielaanvraag ingediend en daartoe het volgende verklaard. Eiser is geboren als christen, maar heeft zich bekeerd tot de islam op 23 februari 2015. Eiser heeft dit op 23 februari 2016 verteld aan zijn ouders. Daarna heeft eiser vanwege de bekering problemen ondervonden met zijn familie. Eiser vreest bij terugkeer voor zijn familie.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser oppervlakkig, kort, algemeen, onpersoonlijk, niet inzichtelijk en niet overtuigend heeft verklaard waardoor de verklaringen ongeloofwaardig zijn en heeft de aanvraag afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
3. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het standpunt van verweerder juist is. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiser met zijn verklaringen de gestelde bekering tot de islam en de problemen naar aanleiding daarvan niet geloofwaardig heeft gemaakt. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Referentiekader en slachtoffer mensenhandel
3.1
Eiser voert aan dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser komt uit een christelijk gezin en is opgegroeid bij zijn grootouders. Eiser is laaggeletterd doordat hij in groep 3 is gestopt met school. Vervolgens is eiser in een islamitische omgeving gaan werken waardoor de interesse in de islam een logisch gevolg was. Voorts is eiser slachtoffer van mensenhandel. Dit is een asielrechtelijk element dat verweerder, gelet op WI [4] 2021/19, nader dient te onderzoeken.
3.2
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier naar voren komt dat verweerder er bij de beoordeling van uitgegaan is dat eiser een laaggeletterde jongeman uit Gambia is en zijn relaas in dat kader heeft geplaatst en beoordeeld. Verder is tijdens het gehoor het Medifirst-advies in acht genomen en heeft eiser voldoende de tijd en gelegenheid gehad te verklaren en te pauzeren. Voor zover eiser data en tijdspannes niet heeft weten te duiden, heeft verweerder dit niet tegengeworpen. Voorts heeft verweerder aangegeven dat juist de gestelde christelijke achtergrond van eiser een van de uitgangspunten is geweest voor de beoordeling van de bekering. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat met het referentiekader van eiser zowel in het gehoor als in het besluit voldoende rekening is gehouden.
3.2.1
Voor zover eiser stelt slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel, daardoor trauma heeft opgelopen en dit als onderdeel van het referentiekader dient te worden aangemerkt als een asielrechtelijk element dat verweerder nader dient te onderzoeken, overweegt de rechtbank als volgt.
3.2.1.1 Verweerder gaat er naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden niet vanuit dat eiser slachtoffer is geweest van mensenhandel. Eiser heeft weliswaar op 8 januari 2020 een aangifte mensenhandel gedaan, maar het onderzoek dat daaruit volgde heeft er toe geleid dat het OM [5] heeft geconcludeerd dat het geen rechtsmacht heeft over de zaak. Daarop is aangegeven dat er voor het OM geen reden bestaat voor eiser om die reden in Nederland te blijven, waarop bij besluit van 10 januari 2020 verblijf op deze grond is afgewezen. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat sprake zou zijn van trauma als gevolg waarvan eiser niet zou kunnen verklaren. Voorts blijkt uit de WI 2021/16 weliswaar dat mensenhandel relevant kan zijn voor de vraag of iemand het risico loopt op vervolging, maar verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het in het geval van eiser niet zo is. Uit het nader gehoor blijken geen aanknopingspunten dat eiser wel slachtoffer is van mensenhandel is geworden en in het relaas heeft eiser daar niets over gezegd. Daarnaast heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat uit de opmerkingen in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze geen enkele concrete indicatie dan wel onderbouwing over mensenhandel praktijken in Gambia is te destilleren.
Bekering
4.1
Eiser voert aan dat het relaas, gelet op de landeninformatie, dient te worden beoordeeld tegen de achtergrondsituatie in Gambia. Gezien het referentiekader van eiser kan niet gesteld worden dat eiser te weinig over de islam heeft verteld. Hij heeft wel enige kennis. Eiser heeft verteld wat voor hem persoonlijk belangrijk is. Geloof voor eiser is een gevoelskwestie. Daarom is het voor hem niet belangrijk veel kennis te vergaren over zijn geloof. Voor wat betreft de moskee geldt dat eiser zijn land al lang geleden heeft verlaten en veel heeft meegemaakt met name ook tijdens zijn reis. Eiser kan niet reproduceren hoe de moskee er precies uitzag omdat er niets bijzonders aan was. Voor eiser is het van belang dat hij steun vindt in het praktiseren van zijn geloof, zoals het bidden.
4.2
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser nalaat inzicht te geven in wat voor hem de redenen waren dat het christendom als geloof voor hem niet meer voldeed. Zo heeft eiser enkel verklaard dat hij zich niet meer prettig voelde bij zijn christelijke religie en niets te willen weten van het christendom [6] . Ten aanzien van zijn interesse in de islam is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser weinig gedetailleerd heeft verklaard. Zo heeft eiser, wanneer hem gevraagd werd uit te leggen wat hem aantrok in de islam, enkel verklaard dat hij van de islam houdt en dat het in zijn hart zit [7] . Verweerder heeft eiser hierop in het nader gehoor meerdere malen en op verschillende manieren gevraagd uit te leggen waarom hij van de islam houdt en of hij daar meer over kan vertellen. Eiser heeft hierop enkel gereageerd met herhalingen van genoemde verklaring [8] . Verweerder heeft hierbij terecht gewezen op WI 2019/18, waarin wordt aangegeven dat van eiser mag worden verwacht dat hij enigszins uitlegt wat een bekering bij hem teweeg brengt. Ook heeft eiser bijvoorbeeld niet kunnen vertellen welk verhaal hem het meest aansprak in de Koran, terwijl hij heeft verklaard dat hem teksten werden geleerd uit de Koran. Verweerder heeft het verder niet ten onrechte bevreemdend kunnen vinden dat eiser heeft verklaard regelmatig naar de moskee te gaan, maar geen enkele beschrijving kan geven van de moskee die hij dagelijks bezocht [9] . Ook heeft eiser geen inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaring bij de bezoeken aan de moskee door kort en onpersoonlijke antwoorden te geven [10] . Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat eiser die stelt in 2015 te zijn bekeerd ruim de tijd heeft gehad, ondanks zijn analfabetisme, zich te verdiepen in het islamitische geloof. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser er niet in is geslaagd zijn bekering tot de islam aannemelijk te maken. Het hiertegen aangevoerde doet daaraan niet af.
Problemen naar aanleiding van bekering
5.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen die eiser door de bekering heeft ondervonden ongeloofwaardig vindt. Eiser verwijst onder meer naar de correcties en aanvullingen waarin met betrekking tot de ontsnapping is aangegeven dat de gebeurtenis, mishandeling door de familie, traumatisch voor hem was en hij daarom niet kan reproduceren hoe hij kon ontsnappen. Ook mag het interstatelijke vertrouwensbeginsel en de afwijzing in Italië geen rol spelen bij de beslissing op de asielaanvraag in Nederland. Op Nederland rust een eigen verantwoordelijk.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn familie hem heeft bedreigd met de dood en met hem heeft gevochten. Eiser heeft niet concreet verklaard over het incident dat hem ertoe heeft gedreven het land te verlaten. Eiser is herhaaldelijk gevraagd hoe hij na de vechtpartij is weggegaan, waarna hij telkens heeft aangegeven te zijn ontsnapt maar niet inzichtelijk maakt hoe dit is gelukt [11] . Voorts heeft verweerder eiser terecht tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden van het niet doen van aangifte. Desgevraagd heeft eiser verklaard dit niet in zijn hoofd te halen en dat hij zijn leven wilde redden [12] om daarna enkel te verklaren dat hij niet aan aangifte had gedacht [13] . De rechtbank volgt verweerder verder in zijn standpunt dat er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag worden gegaan dat de asielprocedure in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft verweerder onderhavige aanvraag uitgebreid en inhoudelijk op eigen merites behandeld. Met betrekking tot het gestelde trauma heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat die stelling niet is onderbouwd door middel van enige medische stukken. Daarnaast heeft verweerder tijdens het gehoor het Medifirst-advies in acht genomen en is eiser uitgebreid in de gelegenheid gesteld om hierover te verklaren. Ten slotte had het op de weg van eiser gelegen om tijdens het gehoor aan te geven dat hij door trauma er niet over kon verklaren.
Leiden de overige beroepsgronden tot geloofwaardigheid van het relaas?
6. Wat ook zij van de overige beroepsgronden gericht tegen de overige tegenwerpingen door verweerder, de rechtbank is van oordeel dat deze niet afdoen aan de conclusie dat verweerder reeds op grond van de summiere verklaringen de bekering en gestelde problemen niet ten onrechte niet geloofwaardig heeft kunnen achten.
Conclusie
7. De rechtbank concludeert dat wat eiser heeft aangevoerd geen reden geeft om te oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Werkinstructie
5.Openbaar Ministerie
6.Nader gehoor, pagina 11-12
7.Nader gehoor, pagina 14
8.Nader gehoor, pagina 20
9.Nader gehoor, pagina 5
10.Nader gehoor, pagina 13
11.Nader gehoor, pagina 17
12.Nader gehoor, pagina 18
13.Nader gehoor, pagina 19