Het strafrechtelijke onderzoek richt zich niet tegen klagers maar tegen [naam] . [naam] wordt verdacht van – onder meer – handel in cocaïne, hetgeen een misdrijf is waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Gezien deze verdenking is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, aan deze verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete of een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
De verdenking tegen [naam] ziet onder meer op het invoeren van 1200 kg cocaïne, het voorhanden hebben van 1400 kg cocaïne, het meermalen uitvoeren van cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk en het witwassen van het pand en een bedrag van twee miljoen euro. [naam] wordt onder meer gelinkt aan een container met 1200 kg cocaïne die in maart 2020 in de haven van Rotterdam is onderschept.
Klagers hebben toegelicht (productie 1) dat zij werden benaderd door [naam] en zijn vrouw met de vraag om een huis voor hen aan te kopen dat ze op het oog hadden, waarbij [naam] de woning eerst twee jaar zou willen huren, omdat hij geen financiering voor de woning kon krijgen.
Klagers hebben de woning aangekocht door het sluiten van een koopovereenkomst op 17 februari 2020. De koopprijs bedroeg € 512.500,- en levering vond plaats op 3 april 2021.
Enkele dagen later, namelijk op 20 februari 2020, hebben klagers een koop- en een huurovereenkomst gesloten met [naam] . [naam] kocht het pand van klagers voor de koopprijs van € 512.500,-, maar betaling van de koopprijs en levering het pand zouden pas plaatsvinden op 1 april 2022 (of zoveel later als overeen te komen). Met ingang van 3 april 2020 huurde [naam] het pand van klagers tegen betaling van een maandelijkse huurprijs van € 2.800,-. De huurovereenkomst liep tot 2 april 2022.
In het procesdossier in de strafzaak tegen [naam] bevindt zich een proces-verbaal waarin chatgesprekken worden weergegeven die afkomstig zijn uit Encrochat. [naam] wordt gekoppeld aan de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. In de berichten die in dit proces-verbaal worden weergegeven zegt [naam] dat hij het pand heeft gekocht, dat hij er € 525.000,- voor heeft betaald en dat hij de woning voor € 300.000,- gaat verbouwen.
Uit de door de gemeente Rotterdam verstrekte gegevens blijkt onder meer dat het bedrijf [bedrijfsnaam 1] is gemachtigd door [klager 1] om een aanvraag voor deze vergunning in te dienen. [klager 1] heeft ook de te betalen leges voor de omgevingsvergunning voldaan. Bij alle handelingen met betrekking tot de omgevingsvergunning blijft [naam] buiten beeld, terwijl hij volgens de verklaring van [klager 1] degene is die de verbouwing laat uitvoeren en hierin investeert.
Uit de aanvraag omgevingsvergunning blijkt dat de geschatte kosten voor de (externe) verbouwing aan het pand € 72.600,- bedraagt. De geschatte waardevermeerdering van deze verbouwing aan het pand is € 83.673,47.
Uit het buurtonderzoek door de politie blijkt dat de kosten van de verbouwing (voor zover ze bekend zijn geworden) contant zijn voldaan.
Uit onderzoek naar de bankrekening van [klager 1] blijkt dat de huurpenningen die [naam] moest betalen, zijn betaald in twee halfjaarlijkse termijnen op 30 april 2020 en 6 september 2020 door [bedrijfsnaam 2] Ltd (gevestigd in Dubai) en [bedrijfsnaam 3] (ten aanzien waarvan bij ING Bank een vermoeden bestaat van witwassen/factuurfraude).