ECLI:NL:RBDHA:2021:17333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
EOB-1-2021010444
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geldbedrag in het kader van Europees Onderzoeksbevel

Op 19 oktober 2021 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagster, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Malewicz, een beklag heeft ingediend tegen de inbeslagname van een geldbedrag van 14.100 euro. Dit bedrag was in beslag genomen op verzoek van de Franse autoriteiten in het kader van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) dat was uitgevaardigd in verband met een strafrechtelijk onderzoek. De klaagster verzocht om teruggave van het geld, maar de rechtbank oordeelde dat het beklag ongegrond was. De rechtbank stelde vast dat de inbeslagname rechtmatig was en dat er geen weigeringsgronden waren voor het voortduren van het beslag. De rechtbank benadrukte dat de Franse autoriteiten niet hadden afgezien van het beslag, wat duidt op een voortdurend belang van strafvordering. De rechtbank merkte op dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing was overschreden, maar dat dit geen gevolgen had voor de beoordeling van het beklag. De beslissing werd genomen door mr. E.C. Kole, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. D.G. Lammerts van Bueren.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Lurisnummer: EOB-1-2021010444 Raadkamernummer: 21/1367
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedatum] 1940,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van haar advocaat mr. R. Malewicz,
Van der Helstplein 3, 1072 PH Amsterdam,
hierna: klaagster.

1.Inleiding

Naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB) van de Franse autoriteiten, is door de rechter-commissaris op 26 mei 2021 beslag gelegd op een contant geldbedrag van 14.100,- euro.
Klager heeft op 7 juni 2021 bij deze rechtbank een beklag ex artikel 552a Sv ingediend, strekkende tot teruggave van voormeld geldbedrag.

2.De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op
5oktober 2021 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van het dossier met bovengenoemd lurisnummer.
De Franse autoriteiten hebben in de aanhef van het door hen uitgevaardigde EOB verzocht
• om geheimhouding van het onderliggende onderzoek. Het EOB en de onderliggende stukken zijn daarom niet verstrekt aan klaagster.
Klaagster, bijgestaan door mr. Y. Nieboer, is gehoord. De officier van justitie, mr. A.M. Ariese, is gehoord.

3.Het standpunt van klager

De raadsvrouw voert het woord overeenkomstig haar pleitnota, welke zij aan de voorzitter overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. De pleitnota is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht.
Klaagster legt uit het erg vervelend te vinden dat het geld in beslag is genomen.

4.Het standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van het geldbedrag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. Het geldbedrag is in het kader van waarheidsvinding in beslag genomen. Er is sprake van klassiek beslag. Dit is niet
ongebruikelijk in drugszaken. De Franse autoriteiten hebben niet afgezien van beslag, waardoor er van uit dient te worden gegaan dat het belang nog aanwezig is. De officier merkt op dat het ongebruikelijk is om met dergelijk groot bedrag spaargeld over straat te gaan.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het beklag nu de doorzoeking heeft plaatsgevonden binnen het arrondissement Den Haag.
5.2
De ontvankelijkheid van klager
Ingevolge artikel 5.4.10 Sv moet een beklag tegen inbeslagname naar aanleiding van een EOB binnen veertien dagen na kennisgeving van het rechtsmiddel worden ingediend bij de rechtbank.
Na de beslaglegging op 26 mei 2021 is aan klaagster voormelde kennisgeving verstrekt. Klaagster heeft vervolgens binnen de termijn van veertien dagen haar klaagschrift ingediend bij de rechtbank, zodat zij kan worden ontvangen in haar beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
De toetsing van de beklagrechter in verband met de rechtmatigheid van het beslag en de voortduring van het beslag omvat de vraag of aan de eisen van de wet is voldaan, en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden. Het beklag over de rechtmatigheid van de inbeslagneming dan wel voortduring van het beslag kan tevens betrekking hebben op de gevolgen van de eventuele overdracht van het beslag.
Voor wat betreft de vraag of is voldaan aan de eisen van de wet en of anderszins geen fundamentele beginselen zijn geschonden, dient te worden gekeken naar de bepalingen met betrekking tot de erkenning en uitvoering van een EOB. Een eventuele toetsing die de rechter uitvoert, mocht een beroep worden gedaan op de zorgvuldigheidseis, kan niet anders dan marginaal zijn, en betreft enkel de zorgvuldigheid waarmee de officier van justitie zijn afweging heeft gemaakt.
Evenals in beklagprocedures naar aanleiding van beslag dat is gelegd in een Nederlands strafrechtelijk onderzoek behelst de toets van de rechter verder of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet. Die toets blijft marginaal, nu de omstandigheid dat een staat een EOB uitvaardigt in een (kennelijk) lopend onderzoek of strafrechtelijke procedure voldoende is om dit strafvorderlijk belang aan te nemen. Het is immers niet aan de Nederlandse rechter om onderzoek te doen naar de gronden voor het uitvaardigen van het onderliggende rechtshulpverzoek.
De rechtbank stelt vast dat de Franse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd, in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek naar o.a. [naam] . Dit EOB is door de officier van justitie erkend en tenuitvoergelegd. De rechter-commissaris heeft bij de inbeslagname van het geldbedrag gebruik gemaakt van haar bevoegdheid tot het leggen van beslag ex artikel l 04 Sv. De inzet van de bevoegdheden is naar Nederlands recht rechtmatig geschied en er doen zich geen weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5.4.4 Sv voor.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag overweegt de rechtbank dat de Franse autoriteiten verzoeken tot inbeslagname van alle elementen die verband houden met de
strafbare feiten. Het geldbedrag is aangetroffen en inbeslaggenomen in de woning. Nu de Franse autoriteiten niet hebben medegedeeld afte zien van het beslag, is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook een voortdurend belang van strafvordering.
Gelet op vorenstaande moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede constateert de rechtbank dat de in artikel 5.4.10, vierde lid, Sv neergelegde wettelijke termijn van dertig dagen om tot een beschikking te komen, is overschreden. Dit heeft echter geen gevolgen voor de beoordeling van het beklag, nu deze krappe termijn - evenals de andere termijnen met betrekking tot het EOB - tot doel heeft de doorlooptijden in de internationale samenwerking te beknotten en niet het borgen van de belangen van individuele betrokkenen.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. E.C. Kole, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Lammerts van Bueren, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2021.
Deze beslissing is ondertekend door de rechter en de griffier: