In deze zaak hebben verzoeksters, twee B.V.'s die handelen in teakhout, een verzoek ingediend bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om een bestuurlijk rechtsoordeel te geven over de voorgenomen import van teakhout uit Myanmar. Dit verzoek werd afgewezen, waarna de verzoeksters bezwaar maakten en de voorzieningenrechter vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 15 januari 2021 uitspraak gedaan en verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek. De rechter overwoog dat de mededeling van de Minister geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het geen wijziging in de rechten en verplichtingen van de verzoeksters teweegbracht. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeksters niet aannemelijk hadden gemaakt dat het voor hen onevenredig bezwarend was om een eventueel besluit van de Minister af te wachten. De uitspraak benadrukt de noodzaak dat een bestuursrechter alleen bevoegd is om geschillen te beoordelen indien er sprake is van een besluit zoals gedefinieerd in de Awb. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.