ECLI:NL:RBDHA:2021:1885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
09.842309-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaardigen en in bezit hebben van (kinder)pornografische afbeeldingen en heimelijk filmen van minderjarige stiefdochter

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van (kinder)pornografische afbeeldingen. De zaak betreft het heimelijk filmen van de minderjarige stiefdochter van de verdachte terwijl zij onder de douche stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 september 2017 tot en met 11 mei 2020 meermalen seksuele afbeeldingen heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad van zijn stiefdochter, die op dat moment nog geen 18 jaar oud was. De verdachte heeft deze beelden heimelijk gemaakt met zijn mobiele telefoon en heeft ook bewerkte afbeeldingen van de stiefdochter in pornografische context aangetroffen op zijn apparaten.

Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft de ernst van de feiten in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een blanco strafblad, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat hij niet volledig de verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de stiefdochter en een andere benadeelde partij. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht om deze schadevergoedingen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842309-20
Datum uitspraak: 4 maart 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1963 [geboorteplaats],
[adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.B.M. Bos naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2017 tot en met 11 mei 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens
- ( een) afbeelding(en) te weten foto's en/of video's en/of
- ( een) gegevensdrager(s), te weten een mobiele telefoon (Huawei ANE-LX1)), bevattende afbeelding(en) van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit
het douchen door een persoon (welke heimelijk wordt gefilmd), te weten [slachtoffer 1], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of waarbij door het camerastandpunt (nadrukkelijk) de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(bestandsnaam: [-] en/of
[-]
en/of
Het (schijnbaar) (na digitale bewerking van afbeeldingen) geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon (te weten [slachtoffer 1]) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of uitsnede van de foto's/film nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(bestandsnaam: [-] en/of
[-] en/of
[-])
en/of
het (schijnbaar) (na digitale bewerking van afbeeldingen) brengen van een penis in de mond van een persoon, te weten ([slachtoffer 1]), die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnaam: [-])
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 april 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 1], een afbeelding van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 1] (heimelijk) gefotografeerd en/of gefilmd terwijl die [slachtoffer 1] geheel naakt onder de douche stond;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 11 mei 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk van (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], (een) afbeelding(en) van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een bewerkte afbeelding gemaakt waarbij (telkens) het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] via digitale bewerking op het lichaam van een andere (onbekende) naakte vrouw was geplaatst;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, beschikking heeft gehad over (een) afbeelding(en) van seksuele aard van een perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3], immers waren op deze afbeelding(en) het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] via digitale bewerking op het lichaam van een andere (onbekende) naakte vrouw geplaatst, terwijl verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze afbeelding(en)
opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 februari 2021;
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 28 april 2020, (p. 19-21);
Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), opgemaakt op 30 april 2020 (p. 22-25);
4. Het proces-verbaal van bevindingen (gefotoshopte kinderpornografische afbeeldingen) met bijlage 3, opgemaakt op 3 juni 2020 (p. 60-64);
5. Het proces-verbaal van bevindingen (‘heimelijke’ afbeeldingen) met bijlage 1, opgemaakt op 9 juni 2020 (p. 65-68);
6. Het proces-verbaal van bevindingen (SD-kaart met 48 video’s), opgemaakt op 11 mei 2020 (p. 69-70);
7. Het proces-verbaal van bevindingen (gefotoshopte pornografische afbeeldingen), opgemaakt op 10 juni 2020 (p. 71-72);
8. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] op 24 juni 2020 (p. 119-123);
9. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] op 24 juni 2020 (p. 124-127);
10. Het proces-verbaal van bevindingen (totaal aangetroffen afbeeldingen), opgemaakt op 23 juni 2020 (p. 128-129).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 5 september 2017 tot en met 11 mei 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland,
- afbeeldingen te weten foto's en video's en
- een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Huawei ANE-LX1)), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit
het douchen door een persoon (welke heimelijk wordt gefilmd), te weten [slachtoffer 1], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarbij door het camerastandpunt (nadrukkelijk) de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(bestandsnaam: [-] en/of
[-])
en
het (schijnbaar) (na digitale bewerking van afbeeldingen) geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon (te weten [slachtoffer 1]) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of uitsnede van de foto's/film nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(bestandsnaam: [-] en/of
[-] en/of
[-])
en
het schijnbaar (na digitale bewerking van
dezeafbeelding) brengen van een penis in de mond van een persoon, te weten ([slachtoffer 1]), die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnaam: [-])
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 april 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 1], afbeelding
envan seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 1] (heimelijk) gefotografeerd en gefilmd terwijl die [slachtoffer 1] geheel naakt onder de douche stond;
3.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 11 mei 2020 te Nieuwerkerk aan den IJssel, althans in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk en wederrechtelijk een bewerkte afbeelding gemaakt waarbij telkens het hoofd van die [slachtoffer 1] of [slachtoffer 4] of [slachtoffer 3] via digitale bewerking op het lichaam van een andere (onbekende) naakte vrouw was geplaatst.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden hetgeen de reclassering heeft geadviseerd, kort gezegd inhoudende: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan informatie-uitwisseling tussen de wijkagent en de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod (met politietoezicht) en controle op zijn gegevensdragers en internetgebruik. Voorts heeft officier van justitie gevorderd een werkstraf op te leggen voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan voor de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte: er was sprake van een stressvolle periode in het leven van de verdachte. De strafzaak heeft een grote impact gehad op het leven van de verdachte: de verdachte is ontslagen en zijn huwelijk staat onder grote druk. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod. De verdediging heeft daartoe gesteld dat het tijd is dat de verdachte weer naar huis kan nu de stiefdochter van de verdachte inmiddels elders een kamer heeft gevonden en dus niet meer thuis woont.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende ruim tweeëneenhalf jaar met grote regelmaat schuldig gemaakt aan het stiekem filmen van zijn stiefdochter terwijl zij onder de douche stond. De verdachte filmde haar ongemerkt met zijn mobiele telefoon door het bovenraam van de badkamer. De stiefdochter van de verdachte had de leeftijd van 15 jaar toen dit filmen voor het eerst plaatsvond. Dit met regelmaat filmen stopte pas nadat het slachtoffer hier een vermoeden van kreeg, bewijs tegen de verdachte had verzameld en hiermee naar de politie ging. Zij was toen inmiddels 18 jaar oud. Op de telefoon van de verdachte werden door de politie niet alleen de door hem gemaakte filmpjes aangetroffen, maar ook door de verdachte bewerkte screenshots van het slachtoffer met een (kinder)pornografisch karakter. Verder had de verdachte pornografisch bewerkte foto’s van twee vrouwen op zijn telefoon staan. De ene vrouw betrof een collega-docent, de andere vrouw kende de verdachte van zijn dansgroep. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van zijn jonge stiefdochter en (in mindere mate) op die van de twee genoemde vrouwen. Ten aanzien van zijn stiefdochter weegt mee dat de genoemde inbreuken plaatsvonden in haar ouderlijk huis, een plaats bij uitstek waar ze zich veilig en geborgen diende te kunnen voelen.
De verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde feiten bekend, maar heeft naar het oordeel van de rechtbank, ook niet ter zitting de volledige verantwoordelijkheid voor zijn gedrag genomen. Zo zouden de door hem gemaakte filmpjes en (kinder)pornografische afbeeldingen hem niet seksueel hebben opgewonden, maar vooral rust hebben gegeven in een stressvolle periode op zijn werk waar hij zelf niets aan kon veranderen. Verder heeft de verdachte ter zitting verklaard dat de politie de twee genoemde vrouwen onnodig heeft geconfronteerd met de door hem gemaakte pornografische afbeeldingen waar zij voor deze confrontatie geen weet van hadden en volgens de verdachte ook niet van hoefden te hebben. Naar het oordeel van de rechtbank poogt verdachte daarmee een deel van de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn gedrag bij anderen te leggen. Tot slot heeft de verdachte zelfs de integriteit van zijn stiefdochter in twijfel getrokken door te verklaren dat hij (aanvankelijk) aanleiding zag om haar in de gaten te houden tijdens het douchen en door erop te wijzen dat zij niet eerst met haar moeder heeft gesproken over het gebeurde (wat hij logischer had gevonden) maar direct naar de politie is gegaan. De rechtbank weegt deze houding van de verdachte in het nadeel mee bij de bepaling van de strafmaat en
-modaliteit.
Strafblad
De verdachte heeft een blanco strafblad.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies met betrekking tot de verdachte, gedateerd 11 september 2020 en het voortgangsverslag van 3 februari 2021. De reclassering adviseert aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een ambulante behandeling, een contactverbod met de slachtoffers, een locatieverbod (met politietoezicht), informatie-uitwisseling tussen de wijkagent en de reclassering en controle op de gegevensdragers van de verdachte en zijn internetgebruik en de bespreking hiervan. De verdachte is aangemeld bij Fivoor voor het zorgprogramma “Persoonlijkheid, trauma, normoverschrijding en gedrag”. Vanwege een wachtlijst is de verdachte nog niet met deze behandeling begonnen. De reclassering benoemt als zorgpunten in het kader van de behandeling: de houding van de verdachte en zijn psychosociaal functioneren. De verdachte heeft moeite om verdiepende vragen te beantwoorden en heeft de neiging zijn gevoel en emoties rationeel af te doen waardoor de onderliggende redenen voor zijn gedrag moeilijk bespreekbaar blijven. Ook heeft de verdachte moeite om zich te verplaatsen in de slachtoffers. De behandeling dient volgens de reclassering gericht te zijn op het invoelend vermogen van de verdachte en de verkleining van het recidiverisico.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd, enkel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank acht deze straf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en de lange periode waarin deze plaatsvonden en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal zij geen aanvullende werkstraf aan de verdachte opleggen, maar een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank benadrukt hiertoe (nogmaals) de ernst van de strafbare feiten, de duur van de periode en de houding van de verdachte. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel alle bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd, inclusief het gebiedsverbod, nu in het recente voortgangsverslag van de reclassering deze voorwaarde vooralsnog wordt gehandhaafd.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

1. [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.000,- en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
2. [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.551,55, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 551,55 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft matiging bepleit van beide vorderingen voor zover het de immateriële schade betreft. De verdediging heeft bepleit [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu zij deze onvoldoende heeft onderbouwd. De benadeelde partij alsnog de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
1. [slachtoffer 1]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.000,- .
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 21 april 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1].
2. [slachtoffer 2]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de benadeelde partij deels, dat wil zeggen tot een bedrag van € 275,- niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post materiële schade, voor zover het een bedrag betreft van € 276,55, is namens de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit, ter grootte van dit deel van het gevorderde bedrag.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,- .
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.276,55,-, bestaande uit € 276,55 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 juni 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.276,55,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 57, 139h en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
de voortgezette handeling van:
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
en
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 (drie) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
(Contactverbod)
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
(Locatieverbod)
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt op het [adres 2] te Nieuwerkerk aan den IJssel, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
(Meldplicht)
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
(Ambulante behandeling)
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
(Informatie-uitwisseling wijkagent en reclassering)
- meewerkt aan de uitwisseling van informatie tussen de reclassering en de wijkagent;
(Controle op gegevensdragers en internetgebruik)
- gedurende de proeftijd controle op zijn gegevensdragers en zijn internetgebruik duldt, alsmede meewerkt aan de bespreking hiervan;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
(ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1])
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe, te weten een bedrag van € 2.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1];
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 april 2020 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer 1];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
(ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2])
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.276,55 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 juni 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2];
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.276,55 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juni 2020 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen, waarbij het tet toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
mr. B.F.M. Klappe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2020115391, van de politie Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (DH), met bijlagen (“dossier voorgeleiding” doorgenummerd pagina 1 t/m 129). Tot het dossier behoort ook het “einddossier” doorgenummerd pagina 1 t/m 18, maar dit wordt niet tot het bewijs gebezigd.