ECLI:NL:RBDHA:2021:1909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
C/09/606887 / JE RK 21-163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een kwetsbare baby

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 februari 2021 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2020. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 3 februari 2021 is ingediend. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 3 februari 2021 tot 17 februari 2021 en machtiging verleend om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een pleegzorgvoorziening. Dit was noodzakelijk gezien de kwetsbaarheid van de minderjarige, die prematuur is geboren, en de zorgen rondom de opvoedsituatie bij de ouders.

Tijdens de zitting op 15 februari 2021 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. W. van der Voet, verschenen. De ouders hebben verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, waarbij zij stelden dat zij voor de minderjarige kunnen zorgen en dat de thuissituatie op orde is. De moeder ontkende GHB te hebben gebruikt en gaf aan dat zij hulp zocht voor haar slaapproblemen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op de opvoedsituatie en dat de zorgen over de veiligheid van de minderjarige ernstig zijn.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, in afwachting van verder onderzoek naar de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de behandeling van het verzoek is aangehouden voor een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/606887 / JE RK 21-163
Datum uitspraak: 15 februari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 3 februari 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en

[de vrouw] hierna te noemen: de moeder,

samen wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W. van der Voet, te Rotterdam,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 3 februari 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 3 februari 2021 tot 17 februari 2021 en is machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 3 februari 2021;
  • de e-mail met bijlagen van de advocaat van de ouders d.d. 12 februari 2021;
  • de e-mail met bijlagen van de gecertificeerde instelling d.d. 12 februari 2021;
  • de e-mail met bijlagen van de advocaat van de ouders d.d. 15 februari 2021.
Op 15 februari 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de heer [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • de [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] is een kwetsbare baby die prematuur is geboren en op dit moment nog in het ziekenhuis ligt. De moeder heeft in het ziekenhuis en bij de Brijder aangegeven dat ze tijdens de zwangerschap GHB heeft gebruikt. Er zijn al veel zorgen geweest rondom de andere kinderen in het gezin en er is op dit moment onvoldoende zicht op de opvoedsituatie bij de ouders. De komende periode moet er eerst goed onderzoek worden gedaan voordat [minderjarige] terug naar huis kan. Er is een plek voor [minderjarige] in het pleeggezin waar zijn broertje en zusje ook wonen. Een voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn daarom noodzakelijk. De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De samenwerking met de ouders verloopt erg moeizaam en er dient eerst onderzoek te worden gedaan. De gecertificeerde instelling zal aan de slag gaat met de verouderde informatie in het rapport. De komende periode is van belang om te bepalen waar het perspectief van [minderjarige] ligt.
De ouders hebben, mede bij monde van hun advocaat, verweer gevoerd. De ouders hebben verklaard dat ze voor [minderjarige] kunnen en willen zorgen en ze zijn zo veel mogelijk bij [minderjarige] langsgegaan in het ziekenhuis. Er staat veel verouderde informatie (waaronder verouderde diagnoses) in het rapport. De moeder heeft op dit moment nog een GGZ onderzoek lopen dat over twee maanden zal worden afgerond en de verwachting is dat er geen persoonlijkheidsproblematiek speelt bij de moeder. De thuissituatie bij de ouders is op orde, maar de gecertificeerde instelling heeft dit niet onderzocht. De vader heeft een vaste baan en de financiële situatie is op orde. De moeder ontkent dat ze GHB heeft gebruikt. Ze heeft alleen gebruik gemaakt van Phenibut (een natuurlijk geneesmiddel) in verband met haar slaapproblemen. De moeder erkent dat ze hier hulp voor moet zoeken en is daarom een traject bij de Brijder gestart. De ouders willen dat [minderjarige] naar huis komt en verzoeken daarom de verzoeken af te wijzen.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] een kwetsbare baby is die extra zorg en aandacht nodig heeft, omdat hij prematuur is geboren. Op dit moment is er onduidelijkheid over het GHB gebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en er is onvoldoende zicht op de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de ouders. De zorgen rondom de andere kinderen in het gezin spelen nog steeds en de afgelopen periode zijn het aanbieden van structuur, het continu beschikbaar zijn, het openheid geven van zaken aan de hulpverlening en de psychische gesteldheid van de moeder nog onvoldoende verbeterd. Hierdoor zijn er ook zorgen over de veiligheid van [minderjarige] . De kinderrechter is daarom van oordeel dat [minderjarige] ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en acht de verzochte maatregelen noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] en de komende periode onderzoek te kunnen doen naar de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de ouders.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 17 februari 2021 tot 3 mei 2021 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek aan voor het overige tot een nader te bepalen zitting die in ieder geval is gelegen
vóór 3 mei 2021;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • de vader;
  • de moeder;
  • de advocaat van de ouders: mr. W. van der Voet.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2021 door mr. A.J. Japenga, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 maart 2021.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.