ECLI:NL:RBDHA:2021:2069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
NL21.2189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in asielprocedure na beslissing op beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de asielprocedure van de verzoeker. De verzoeker, die stelt de Iraakse nationaliteit te hebben, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond bij besluit van 9 februari 2021. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 2 maart 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.R. Hagenaars, en een tolk, mevrouw H. Shamoun. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.C. Van Ossenbruggen-Theodoulou. Tijdens de zitting is de zaak NL21.2188, die samenhangt met deze procedure, behandeld. De rechtbank heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de uitspraak in de hoofdzaak, het verzoek om voorlopige voorziening niet meer nodig is en heeft dit verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is op 4 maart 2021 bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2189
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. Van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2188, plaatsgevonden op 2 maart 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw H. Shamoun. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt dat hij de Iraakse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1993]
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.2188, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
04 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.